Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
socialisatieactiviteiten, zoals die worden geboden aan iedere gedetineerden in het reguliere detentieregime, doet dan ook niet ter zake. Waar in het vervolg wordt gesproken van resocialisatieactiviteiten wordt gedoeld op begeleiding die nodig is voor een eventuele terugkeer in de samenleving.
dateiser recht heeft op deelname aan resocialisatieactiviteiten, maar niet vanaf
welk moment. Partijen twisten in dit geschil over de vraag of eiser op dit moment recht heeft op deelname aan resocialisatieactiviteiten. De Staat stelt zich op het standpunt dat dat niet het geval is, en verwijst daarvoor – net als de directeur van de PI in zijn brief van 16 juni 2016 – naar het voorgenomen beleid van de staatssecretaris. Getoetst dient te worden of dat standpunt in overeenstemming is met Europese en nationale jurisprudentie.
opleggingvan de levenslange gevangenisstraf een herbeoordeling moet plaatsvinden, terwijl een eerste toetsing op grond van het voorgenomen beleid (in de meeste gevallen) al eerder plaatsvindt, namelijk na 25 jaar
detentie. Volgens de Staat wordt er met de uitvoering van het voorgenomen beleid dan ook voorzien in een toetsing op een eerder moment dan het door het EHRM genoemde moment. Wat daar ook van zij, vaststaat dat de Staat met het invoeren van een toetsing na 25 jaar detentie invulling wil geven aan de herbeoordeling zoals door het EHRM voorgeschreven. Waar het dus om gaat is of de toets voldoet aan de voorwaarden die daaraan in de jurisprudentie worden gesteld. Daarover wordt het volgende overwogen.
strafdient plaats te vinden, met andere woorden: of verkorting van de straf of (voorwaardelijke) invrijheidstelling van de gedetineerde moet volgen. De Hoge Raad overweegt voorts
“Bij de herbeoordeling moet de vraag aan de orde komen of zich zodanige veranderingen aan de zijde van de veroordeelde hebben voltrokken en zodanige vooruitgang is geboekt in zijn of haar resocialisatie, dat verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf niet langer is gerechtvaardigd. (...) Bij de herbeoordeling moet dan ook informatie worden betrokken betreffende de ontwikkelingen met betrekking tot de persoon van de veroordeelde alsmede de geboden mogelijkheden van resocialisatie. (...) Tot slot is met het oog op het bieden van een reële mogelijkheid tot herbeoordeling van belang dat de veroordeelde zich tijdens de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf – ook voordat de vorengenoemde herbeoordeling plaatsvindt – moet kunnen voorbereiden op een eventuele terugkeer in de samenleving en dat in verband daarmee binnen het kader van de tenuitvoerlegging mogelijkheden tot resocialisatie moeten worden geboden.”
voordatde herbeoordeling plaatsvindt moet kunnen voorbereiden op een eventuele terugkeer in de samenleving. In verband daarmee moeten aan de veroordeelde mogelijkheden tot resocialisatie worden geboden, aldus de Hoge Raad. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het standpunt van de Staat, gebaseerd op het voorgenomen beleid, op voornoemde punten strijdig is met de voorwaarden die de Hoge Raad noemt.