In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verstekvonnis. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Vervoorn, vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagde zich jegens hem uit hoofde van onrechtmatige daad had verbonden. De eiser stelde dat de gedaagde in strijd met de waarheid had verklaard dat hij de vader was van haar destijds nog ongeboren kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de relationele sfeer geuite onwaarheden slechts in zeer uitzonderlijke gevallen tot aansprakelijkheid kunnen leiden. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de gedaagde onder de gegeven omstandigheden niet als onrechtmatig kon worden aangemerkt. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de gedaagde, die jong was en mogelijk niet wist wie de vader van het kind was, een eenmalig seksueel contact had gehad met de eiser. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde, ondanks de emotionele impact op de eiser, niet aansprakelijk kon worden gesteld voor haar leugen.