ECLI:NL:RBDHA:2017:10085
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid gevolmachtigde bij schenking onder de Successiewet 1956
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de geldigheid van een schenking onder de Successiewet 1956. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had een schenking van € 100.000 ontvangen van [persoon C], die haar als enig erfgenaam had benoemd. De inspecteur van de Belastingdienst had de schenking echter gerekend tot de belaste erfrechtelijke verkrijging, wat leidde tot een aanslag erfbelasting. Eiseres betwistte deze aanslag en stelde dat de schenking rechtsgeldig was gedaan door haar echtgenoot, die als gevolmachtigde optrad.
De rechtbank oordeelde dat de door [persoon C] verleende volmacht een algemene volmacht was, die de gevolmachtigde voldoende bevoegdheid gaf om de schenking te doen. De rechtbank verwierp de stelling van de inspecteur dat de schenking nietig was omdat de volmacht geen expliciete toestemming voor schenkingen bevatte. Ook de argumenten over een ontbindende voorwaarde en het verbod op selbsteintritt werden door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de schenking op rechtsgeldige wijze tot stand was gekomen en dat de inspecteur ten onrechte het bedrag van de schenking had gerekend tot de erfrechtelijke verkrijging.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belaste verkrijging van € 75.412. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990 en moest hij het betaalde griffierecht van € 46 vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.