Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 26 september 2016 waarbij Synthon verlof is verleend om te procederen volgens het Versneld Regime in Octrooizaken;
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 september 2016 waarbij enkele in voormelde beschikking foutief genoemde data zijn hersteld;
- de VRO-dagvaarding van 30 september 2016;
- de akte houdende overlegging producties zijdens Synthon van 2 november 2016 met producties 1 tot en met 33;
- de conclusie van antwoord tevens akte overlegging producties van 11 januari 2017 met producties 1 tot en met 11;
- de akte houdende overlegging nadere producties, tevens vermindering van eis, van 19 april 2017 met producties 34 tot en met 47;
- de akte overlegging reactieve productie zijdens Yeda van 16 juni 2017, met productie 12;
- de brief zijdens Synthon van 8 juni 2017 met betrekking tot een regeling aangaande de proceskosten;
- de ter gelegenheid van het pleidooi op 16 juni 2017 overgelegde pleitnotities zijdens Synthon;
- de ter gelegenheid van het pleidooi op 16 juni 2017 overgelegde pleitnotities zijdens Yeda.
2.De feiten
“low frequency”doseringsregime voor GA voor behandeling van RRMS, waarbij Nederland een aangewezen staat is. De internationale aanvrage voor dit octrooi is ingediend op 19 augustus 2010 (nummer WO 2011/022063). Yeda heeft zich beroepen op prioriteit van een tweetal Amerikaanse octrooiaanvragen, waarvan de oudste de aanvraagdatum 20 augustus 2009 heeft.
“statement of truth”voorziene
“wittness statement”van [A] overgelegd. In deze verklaring is onder meer het volgende opgenomen:
3.De vorderingen
4.De beoordeling
onrechtmatige daadin Nederland, inhoudende het faciliteren van inbreukmakend handelen in het buitenland. Indien Synthon wenst te bereiken dat zij zich in een dergelijke procedure mede met een beroep op de verklaring voor recht kan verweren met de stelling dat wat ook zij van het haar verweten doen of nalaten, de vordering moet worden afgewezen omdat in het buitenland geen inbreuk wordt gemaakt aangezien het doseringsregime voor de hand lag op de prioriteitsdatum (pleitnota onder 18), heeft die verklaring voor recht in de opvatting van Synthon dus wel een grensoverschrijdend effect. Derhalve ziet de rechtbank zich toch genoodzaakt haar internationale bevoegdheid ambtshalve te toetsen en in dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
persuasive effectheeft: een uitspraak van de Nederlandse octrooirechter wordt – aldus Synthon – over het algemeen in het buitenland gezaghebbend bevonden en serieus genomen en kan daarom helpen bij het overtuigen van de buitenlandse rechter van de juistheid van haar standpunt. Synthon heeft belang bij een toewijzend vonnis omdat – mocht zij geconfronteerd worden met een buitenlandse procedure die betrekking heeft op het doseringsregime van GA als omschreven in de gevorderde verklaring voor recht – zij dit vonnis dan ter ondersteuning van haar stellingen in die procedure in kan brengen.
persuasive effectvan een toewijzende uitspraak van deze rechtbank in een buitenlandse procedure, dat is geen voldoende zelfstandig belang als bedoeld in artikel 3:303 BW. Een andere beslissing zou overigens betekenen dat de Nederlandse rechter zich ervoor leent om in allerlei zaken betreffende de geldigheid van een buitenlands octrooi (al dan niet in het kader van een inbreukverweer) en waarin zij op grond van hetgeen hiervoor sub 4.5 uiteen is gezet geen rechtsmacht heeft althans geen oordeel kan geven zonder de beslissing van de buitenlandse rechter af te wachten, de meest gerede partij zou kunnen verzoeken om een verklaring voor recht met als doel die uitspraak te gebruiken in de buitenlandse procedure waarbij de geldigheid van het octrooi beoordeeld wordt. Een dergelijke gang van zaken druist in tegen de algemene rechtsbeginstelen die aan de (internationale) verdeling van rechtsmacht ten grondslag liggen.
inter partesgeldende) “undertakings” (zie o.a. r.o. 399 van de uitspraak van Justice Carr), maar omdat dit volgt uit de toepasselijke regels (zoals onbetwist uitgelegd in de verklaring van [A] , zie r.o. 2.10). Er is derhalve sprake van een cruciaal verschil tussen beide zaken. Overigens lijkt Justice Carr over het argument van het
persuasive effectvan een vonnis van deze rechtbank er hetzelfde over te denken (zie nrs. 372-377 en 411-412).