Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 oktober 2016 met producties 1-5;
- de conclusie van antwoord van 8 januari 2017 met producties 1-8;
- het tussenvonnis van 8 februari 2017;
- de akte overlegging aanvullende producties zijdens [eiser] , toegezonden bij brief van 29 maart 2017, met producties 6-8;
- de akte overlegging producties zijdens [gedaagde] van 11 april 2017, met productie 9, inhoudende een proceskostenoverzicht;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 april 2017;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid
Sinade naam is van een bekende Islamitische geleerde/filosoof.
Sitais daarentegen een meisjesnaam. Dat de naam
Sinain Islamitische kringen welbekend is, heeft [gedaagde] onweersproken onderbouwd met een verwijzing naar de omstandigheid dat in Nederland meerdere Islamitische scholen naar deze geleerde zijn vernoemd. Dat leidt tot het oordeel dat het teken SINA associaties oproept bij het relevante publiek met deze geleerde waardoor – nu het teken SINA verder geen semantische inhoud heeft – sprake is van een begripsmatig verschil tussen de woordmerken SITA en het teken SINA. Als het woord
Sita, zoals [eiser] heeft gesteld, de naam is van een bekende vrouw, namelijk de vrouw van Rama in een bekend mythologisch verhaal, dan is het verschil alleen maar groter omdat dan moet worden aangenomen dat de merken associaties oproepen met deze mythische figuur en daardoor juist niet met het teken SINA dat immers geassocieerd wordt met een mannelijke geleerde.
inclusiefgriffierecht. Nu [eiser] de hoogte van deze kosten slechts in algemene zin heeft betwist, gaat de rechtbank aan dat bezwaar voorbij. Nu de kosten bovendien onder de IE-indicatietarieven [4] voor een eenvoudige bodemzaak blijven (€ 8.000,-
exclusiefgriffierechten) en overigens ook onder de door [eiser] gemaakte proceskosten, is de rechtbank van oordeel dat deze kosten redelijk en evenredig geacht moeten worden in de zin van artikel 1019h Rv.