ECLI:NL:RBDHA:2017:10435
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw ontstaan van schulden
Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekers hebben op 28 juli 2017 een verzoekschrift ingediend, dat op 29 augustus 2017 is behandeld. Tijdens de zitting zijn de verzoekers gehoord. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering niet kan worden toegewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is dat de verzoekers te goeder trouw zijn geweest ten aanzien van het ontstaan van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar de aard en omvang van de vorderingen, het tijdstip van ontstaan van de schulden, en het gedrag van de verzoekers met betrekking tot hun schulden.
De rechtbank constateert dat de verzoekster een aanzienlijke schuld heeft aan de belastingdienst, die onder andere bestaat uit terug te betalen kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 tot en met 2013. De rechtbank concludeert dat de kinderopvangtoeslag bewust is aangewend voor andere doeleinden dan het betalen van de kinderopvang, wat heeft geleid tot een terugvordering door de belastingdienst. Dit heeft geresulteerd in een enorme schuld die niet te goeder trouw is ontstaan. De rechtbank oordeelt ook dat de verzoeker, die samenwoont met verzoekster, eveneens niet te goeder trouw is geweest, aangezien hij ook een schuld aan een kinderopvanginstelling heeft en heeft geprofiteerd van de ontvangen kinderopvangtoeslagen.
De rechtbank wijst het verzoek tot schuldsaneringsregeling af, omdat beide verzoekers niet voldoen aan de vereiste goede trouw. De beslissing is genomen door mr. R. Cats, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.