Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
BESLISSING
[verweerder], voornoemd, in staat van faillissement;
advocaat te Delft;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Ontvanger van de Belastingdienst een faillissementsaanvraag ingediend tegen [verweerder], die in financiële problemen verkeert en zijn schulden niet kan betalen. De rechtbank heeft op 12 september 2017 de zaak behandeld, waarbij de Ontvanger stelde dat [verweerder] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, met een opeisbare vordering van meer dan € 2,5 miljoen. [verweerder] heeft de aanvraag betwist en aangevoerd dat de Ontvanger misbruik maakt van zijn bevoegdheid door de faillissementsaanvraag in te dienen, vooral omdat hij verzet heeft ingesteld tegen een eerder dwangbevel van de Ontvanger.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verzet tegen een dwangbevel de faillissementsaanvraag niet in de weg staat. Het verzet schorst enkel het dwangbevel, maar heeft geen invloed op de mogelijkheid van de Ontvanger om faillissement aan te vragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende tijd is geweest voor [verweerder] om zijn onroerend goed te verkopen en dat er activa zijn die onder de schuldeisers verdeeld kunnen worden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Ontvanger niet misbruik maakt van zijn bevoegdheid en dat de vordering van de Ontvanger summierlijk vaststaat.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om [verweerder] in staat van faillissement te verklaren en heeft mr. G.H.M. Smelt als rechter-commissaris benoemd, terwijl mr. B.F. van Noort als curator is aangesteld. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en de behandelend juridisch medewerker. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.