ECLI:NL:RBDHA:2017:10860
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de afwijzing van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en de Procedurerichtlijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse nationaliteit, in beroep ging tegen de beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De IND had geoordeeld dat Finland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser stelde dat zijn overdracht aan Finland zou leiden tot indirect refoulement, omdat hij vreesde voor uitzetting naar Irak. De rechtbank oordeelde dat de IND terecht had geoordeeld dat Finland verantwoordelijk was en dat er geen reden was om aan te nemen dat Finland zijn internationale verplichtingen niet zou nakomen. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd dat zijn rechten in Finland geschonden zouden worden.
De rechtbank behandelde ook de stelling van eiser dat het ontbreken van kosteloze rechtsbijstand in Finland in strijd was met de Procedurerichtlijn. De rechtbank concludeerde dat de IND voldoende had gemotiveerd dat er geen schending van de Procedurerichtlijn was en dat de procedure in Finland niet zodanig tekortschiet dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de IND om de aanvraag niet in behandeling te nemen.