Overwegingen
1. Eisers zijn geboren op [geboortedatum] en [geboortedatum] en bezitten de
Afghaanse nationaliteit. Eiser 2 is de oom van eiser 1. Op 6 november 2015 hebben eisers een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluiten van 21 juli 2016 heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. Daarbij heeft verweerder de asielrelazen geloofwaardig geacht, maar de gestelde vrees voor eerwraak van een machtige Pashtun familie niet aannemelijk geacht. Bij uitspraak van 1 september 2016 (NL16.1839 en NL16.1840) heeft deze rechtbank en zittingsplaats de daartegen door eisers ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 20 oktober 2016 (201606967/1/V2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2. Op 4 oktober 2016 hebben eisers bij verweerder een kennisgeving opvolgende aanvraag (M35-O) ingediend. Bij brief van 23 januari 2017 is door eisers een viertal originele politieoproepen overgelegd met het verzoek die door Bureau Documenten te laten onderzoeken. Op verzoek van verweerder hebben eisers op 23 januari 2017 opnieuw een M35-O ingediend. Op 7 augustus 2017 hebben eisers de asielaanvragen ondertekend.
Ter onderbouwing van de opvolgende aanvragen hebben eisers de volgende stukken ingebracht:
- vijf politieoproepen d.d. 28 en 31 augustus 2015, 3, 4 en 8 september 2015;
- een ongedateerde handgeschreven dreigbrief;
- videobeelden (filmfragment) betreffende een ontvoering;
Daarnaast wordt gesteld dat er een YouTube-filmfragment is van de bruiloft van de Pashtun familie van wie eisers stellen te vrezen. Met deze stukken menen eisers de gestelde problemen met de Pashtun familie te kunnen onderbouwen en aannemelijk te maken.
3. Verweerder heeft de vier in origineel overgelegde politieoproepen en de in origineel overgelegde dreigbrief laten onderzoeken door Bureau Documenten. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 25 januari 2017 blijkt dat er wegens het ontbreken van vergelijkingsmateriaal geen oordeel gegeven kan worden over de echtheid van de politieoproepen. Voorts kan niet worden vastgesteld of deze politieoproepen door een daartoe bevoegde instantie zijn opgemaakt of afgegeven en kan niet worden vastgesteld of de politieoproepen inhoudelijk juist zijn. Ten aanzien van de handgeschreven dreigbrief heeft Bureau Documenten op 1 november 2016 geconcludeerd dat dit document niet te beoordelen is.
3. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de opvolgende aanvragen niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. Tevens heeft verweerder onder verwijzing naar de eerdere terugkeerbesluiten van 21 juli 2016 eisers een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Nu de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld, stelt verweerder zich op het standpunt dat deze niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling is het de verantwoordelijkheid van eisers om de authenticiteit van documenten aan te tonen. Hoewel de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten van 25 januari 2017 eerder aan eisers bekend hadden kunnen worden gemaakt, doet dat niet af aan deze verantwoordelijkheid. Het filmfragment van de gestelde ontvoering van de broer van eiser 2 en het YouTube-filmfragment kunnen evenmin als nieuwe elementen of bevindingen worden gezien. Met betrekking tot de beelden van de gestelde ontvoering stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers hebben verzuimd een vertaling hiervan aan te leveren en daarom de inhoud niet beoordeeld kan worden. Voorts heeft verweerder overwogen dat uit die beelden niet kan worden afgeleid dat hierop daadwerkelijk de broer van eiser 2 is te zien en tot slot dat de herkomst en authenticiteit van deze beelden niet kan worden vastgesteld. Het gestelde YouTube-filmfragment heeft verweerder niet kunnen achterhalen. Subsidiair heeft verweerder hierover overwogen dat - als sprake is van het YouTube-filmfragment - niet is vast te stellen of het de bewuste bruiloft is waarop eisers doelen.
4. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij eerst tijdens de gehoren opvolgende aanvraag op 7 augustus 2017 zijn geconfronteerd met de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten van 25 januari 2017 en daardoor niet de gelegenheid hebben gehad om een contra-expertise te starten naar de authenticiteit van de overgelegde politieoproepen. Hierdoor zijn zij in hun belangen geschaad. Eisers hebben inmiddels per e-mail van 17 augustus 2017 een verzoek om een contra-expertise op te starten ingediend bij het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau.
5. Verweerder heeft zich ter zitting aanvullend op het standpunt gesteld dat het verloop van de procedure met zich brengt dat eisers eerst op 7 augustus 2017 op de hoogte zijn gesteld van het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten, nu op die dag de opvolgende aanvragen zijn ingediend.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder de overgelegde politieoproepen niet als nieuwe elementen of bevindingen heeft aangemerkt uitsluitend omdat de authenticiteit hiervan niet is komen vast te staan.
7. Gelet op de gronden van beroep, de stukken in het dossier, en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de bestreden besluiten op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat die beroepsgrond slaagt. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
8. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het bij een opvolgende aanvraag op de weg van eisers ligt om met nieuwe elementen en bevindingen te komen. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling hoort bij die bewijslast ook het aantonen van de authenticiteit van documenten. Echter, door de documenten van eisers over te nemen voor onderzoek door Bureau Documenten en eisers tot bij de gehoren opvolgende aanvraag op 7 augustus 2017 in het ongewisse te laten over de resultaten daarvan, heeft verweerder een gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij de authenticiteit liet onderzoeken. Hierbij is van belang dat vanaf het moment van overlegging de documenten in het bezit zijn van Bureau Documenten en dat eisers dus niet zelf onderzoek kunnen laten doen. Hierbij is voorts van belang dat uit het dossier blijkt dat eisers op 20 juni 2017 hebben geïnformeerd naar de voortgang van de behandeling van de aanvragen. Verweerder heeft dit verzoek niet aangegrepen om eisers te informeren over de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten, terwijl deze toen al bijna vijf maanden bekend waren.
9. Onder de hiervoor weergegeven omstandigheden in combinatie met de conclusie van Bureau Documenten dat zij de authenticiteit niet kunnen vaststellen, had het op de weg van verweerder gelegen om eisers in de gelegenheid te stellen om invulling te geven aan hun verantwoordelijkheid om de authenticiteit van de overgelegde politieoproepen aan te tonen. Verweerder is daarom ten onrechte voorbijgegaan aan het verzoek van eisers in hun zienswijze dat daarop zag. Daargelaten of de conclusies van Bureau Documenten door middel van een contra-expertise zullen worden weerlegd, heeft verweerder door al op 9 augustus 2017 te beslissen in strijd met het beginsel van “equality of arms” gehandeld. Eisers hadden immers geen tijd meer om een onderzoek te starten.
10. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het geschil finaal te beslechten, omdat de authenticiteit van de overgelegde politieoproepen niet vast staat. De inhoud van de documenten ziet op hun gestelde vrees voor de Pashtun familie en kan daarom relevant zijn voor de beoordeling van de aanvragen van eisers. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eisers zullen in de gelegenheid moeten worden gesteld om de authenticiteit van de politieoproepen aan te tonen. Aan de beoordeling van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).