Uitspraak
[verzoeker]
Beoordeling van het verzoek
Beslissing
- wijst het verzoek toe;
- heft op de lijfsdwang met ingang van het moment dat door of namens veroordeelde een bedrag van € 2.500,- aan het CJIB is overgemaakt.
Rechtbank Den Haag
Op 4 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot opheffing van lijfsdwang, ingediend door een veroordeelde die momenteel gedetineerd is. De veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.G.M. Dassen, heeft een verzoek ingediend om de lijfsdwang op te heffen, die was opgelegd vanwege een ontnemingsmaatregel. De rechtbank heeft kennisgenomen van de voorgeschiedenis van de zaak, waarin de veroordeelde in 2006 was veroordeeld voor oplichting en een aanzienlijk bedrag aan de Staat moest betalen. De veroordeelde heeft aangegeven dat hij in staat is om een bedrag van € 2.500,- ineens te betalen en daarna € 250,- per maand, en dat hij bereid is om deze betalingsverplichtingen na te komen.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman in overweging genomen, waaronder de onmacht van de veroordeelde om het door het CJIB geëiste bedrag van € 6.750,- ineens te betalen. De rechtbank concludeert dat de lijfsdwang als pressiemiddel heeft gewerkt, aangezien de veroordeelde stappen heeft ondernomen om het bedrag bij elkaar te krijgen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de veroordeelde is om de lijfsdwang op te heffen, zodat hij kan werken en aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de lijfsdwang toegewezen, met de voorwaarde dat het bedrag van € 2.500,- aan het CJIB wordt overgemaakt.
De beslissing is genomen door mr. H.N. Pabbruwe, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.E. Oudshoorn, griffier, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting op 27 september 2017.