ECLI:NL:RBDHA:2017:11440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.6192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een asielaanvraag en de toepassing van de Bahaddar-jurisprudentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Chinese vrouw, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden van beroep niet tijdig zijn ingediend, maar heeft in het kader van de ontvankelijkheid van het beroep de toepassing van de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met name het arrest Bahaddar, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat er in dit geval bijzondere feiten en omstandigheden zijn die een nadere beoordeling vereisen. Eiseres heeft verklaard dat zij vreest voor vervolging in China vanwege haar geloof in Quannengshen, een beweging die door de Chinese autoriteiten als een 'illegale sekte' wordt beschouwd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder onvoldoende gemotiveerd is en dat er geen deugdelijke beoordeling heeft plaatsgevonden van de bijzondere omstandigheden van eiseres. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem Bestuursrecht zaaknummer: NL17.6192
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen), en
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder (gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.6193, plaatsgevonden op 22 augustus 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiseres heeft de Chinese nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] .
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Zij is in 1997 gaan geloven in Jezus. In juli 2002 is zij een aanhanger geworden van Quannengshen (of: Eastern Lightning). Op [datum 1] 2014 is zij gearresteerd door de politie, terwijl zij bij iemand thuis aan het evangeliseren was. Op [datum 2] 2014 is zij vrijgelaten doordat haar dochter en schoonzoon een bedrag van 10.000 Yuan hebben betaald aan de politie. Op [datum 3] 2015 is zij uitgereisd. Zij vreest bij terugkeer naar haar land van herkomst voor vervolging door de Chinese autoriteiten wegens het aanhangen van Eastern Lighting.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst van betrokkene;
  • Het aanhangen van Quannengshen/Eastern Lighting door betrokkene, alsmede de
problemen die zij dientengevolge heeft ondervonden in China.
Het eerste element wordt door verweerder geloofwaardig geacht, het tweede element wordt ongeloofwaardig geacht. Omdat dit element ongeloofwaardig wordt geacht, wordt het relaas niet verder getoetst aan artikel 3 Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) of het Vluchtelingenverdrag. De aanvraag wordt voorts kennelijk ongegrond geacht, omdat eiseres zich niet zo snel als mogelijk heeft gemeld.
4. De rechtbank dient, voordat aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan worden toegekomen, ambtshalve te beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
5. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Ingevolge artikel 6:6 Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
6. Niet in geschil is dat het beroep op grond van artikel 8:36a, eerste lid, Awb langs elektronische weg moet worden ingesteld.
7. Het beroepschrift van 2 augustus 2017 bevat geen gronden in de zin van artikel 6:5 Awb. Eiseres is bij digitaal bericht van 2 augustus 2017 door de rechtbank in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vijf werkdagen, uiterlijk op 9 augustus 2017, te herstellen. Daarbij is erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als eiseres niet binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldoet.
8. De rechtbank stelt vast dat de gronden van beroep niet uiterlijk op 9 augustus 2017 in het digitale systeem van de rechtbank zijn ontvangen. Zoals blijkt uit de registratie van het digitale systeem zijn de gronden van beroep eerst op 11 augustus 2017 ontvangen door de rechtbank.
9. De rechtbank heeft aan de voorganger van de huidige gemachtigde van eiseres, mr.
M.M. Volwerk, verzocht een toelichting te geven met betrekking tot de overschrijding van voornoemde termijn. Op 15 augustus 2017 heeft de (voormalige) gemachtigde van eiser zich op het volgende standpunt gesteld:
‘In reactie op uw telefonische verzoek om aan te geven of de gronden tijdig zijn ingediend, doe ik u hierbij een printsscreen toekomen van het toevoegen van de gronden op 8 augustus jl. Het systeem voorziet niet in een melding dat de stukken zijn ontvangen.
Toen ik erachter kwam dat de gronden niet als stuk zichtbaar was in het systeem, op 11-8, heb ik ze
nogmaals toegevoegd. […]’
10. Voorafgaande aan de zitting heeft de rechtbank informatie opgevraagd bij het Rechtspraak Servicecentrum (RSC) ten aanzien van de werkwijze voor indienen van de gronden van het beroep via het digitale systeem van de rechtbank. De verkregen informatie is op 22 augustus 2017 door de rechtbank in het dossier geplaatst.
10. Uit de verkregen informatie van het RSC blijkt eenduidig dat - anders dan eiseres heeft gesteld - het digitale systeem wel in een ontvangstregistratie voorziet na indiening van de gronden. Na het indienen van gronden of stukken is de mogelijkheid beschikbaar om een
ontvangstbevestiging te verkrijgen met daarin opgenomen om welk stuk het gaat en op welke datum en tijdstip het stuk is ingediend in het digitale systeem. De door het RSC verstrekte schermafdruk laat dit zien. Gelet hierop is het onderhavige geval anders dan de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:888), welke uitspraak ter zitting is besproken. In die zaak bleek immers niet dat het digitale systeem van de rechtbank voorzag in een deugdelijke en betrouwbare wijze van ontvangstregistratie en bevestiging van ontvangst van een via dat systeem verzonden bericht. Voorts is de enkele stelling van de gemachtigde van eiseres ter zitting dat hij de mogelijkheid van ontvangstbevestiging niet kent, onvoldoende gelet op de door het RSC verstrekte informatie.
12. De door eiseres overgelegde schermafdruk kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een dergelijke ontvangstbevestiging. Naast het feit dat dit niet de ontvangstbevestiging is zoals daarin is voorzien in het digitale systeem, kan deze schermafdruk niet worden aangemerkt als een bevestiging van ontvangst van een via dat systeem verzonden bericht. Anders dan de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft toegelicht, kan uit de overgelegde schermafdruk niet worden afgeleid dat de stukken daadwerkelijk zijn ingediend. Gelet op het feit dat op deze afdruk de doorklikmogelijkheid “stukken indienen” nog open staat en er verder staat ‘kies na het uploaden van de documenten voor “stukken indienen,”’ kan niet worden vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres de stap van het daadwerkelijk indienen van de stukken heeft bereikt. Uit het feit dat, zoals eiseres stelt, een datum en tijdstip onderaan die schermafdruk is opgenomen, kan niet worden vastgesteld dat dit gerelateerd is aan een moment van indienen.
12. De rechtbank stelt dan ook vast dat eiseres de gronden niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft ingediend nu wordt uitgegaan van de registratie van eerste indiening op 11 augustus 2017. De rechtbank ziet geen reden om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken van problemen of storingen in het digitale systeem en de gemachtigde van eiseres op de hoogte was van de inhoud van de brief waarin stond dat de gronden uiterlijk op 9 augustus 2017 moeten zijn ingediend. Nu de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hiertoe echter niet overgaan gelet op het volgende.
12. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan in uitzonderlijke omstandigheden, als bedoeld in overweging 45 van het arrest Bahaddar, noodzaak bestaan om de in het nationale recht neergelegde procedureregels niet tegen te werpen. In haar uitspraak van 26 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BUY2866) heeft de Afdeling overwogen dat de beoordeling of er sprake is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden, een zelfstandige beoordeling door de rechter vergt op basis van hetgeen ten processe kenbaar is geworden.
12. De rechtbank stelt in dat kader allereerst vast dat verweerder eiseres onder andere heeft tegengeworpen dat zij niet duidelijk kan verklaren over de beweging ‘eastern lightning’. Verweerder betrekt daarbij het feit dat de Chinese overheid de beweging heeft aangemerkt als een ‘evil cult’, oftewel een ‘illegale sekte’ en dat de leden sinds 1996 worden vervolgd op basis van artikel 300 van de Chinese strafwet. Gelet op het feit dat het risicovol is om een dergelijke beweging aan te hangen, dan wel activiteiten ervoor te verrichten, mag van eiseres volgens verweerder verwacht worden dat zij duidelijk kan
verklaren over haar keuze voor deze beweging, maar ook vragen kan beantwoorden over algemene, basale kennis van de beweging. De rechtbank leidt daaruit af, dat, indien het geloofwaardig zou zijn dat eiseres aanhangster is van deze beweging, zij ook volgens verweerder een artikel 3 EVRM risico loopt.
16. Verweerder acht het relaas ongeloofwaardig omdat eiseres onvoldoende duidelijk heeft verklaard over haar keuze voor de beweging, geen basale kennis heeft van de beweging en vaag en summier heeft verklaard met betrekking tot de evangelisering. Ook met betrekking tot haar problemen heeft zij ongerijmd, vaag en summier verklaard. Het wekt bovendien bevreemding dat er na haar arrestatie geen aanklacht tegen haar is ingediend. Haar verblijf in het ziekenhuis kan zij niet onderbouwen en zij is China legaal uitgereisd.
16. De rechtbank stelt vast dat verweerder op pagina 16 en 17 van het nader gehoor de volgende vragen heeft gesteld met betrekking tot haar kennismaking met dit geloof:

“Hoe bent u in aanraking gekomen met Quannengshen?

Mijn moeder gaf mij een boek, die gaat over het woord van Quannengshen.

Begrijp ik goed dat u via uw moeder in aanraking bent gekomen met Quannengshen?

Klopt.

Hoe is uw moeder in aanraking gekomen met het geloof Quannengshen?

Via mijn jongere zus en haar man, mijn zwager.
Hoe zijn uw jongere zus en haar man met dit geloof in aanraking gekomen?
Zij zijn in aanraking gekomen hiermee via een dorpsgenoot.
Kunt u de naam van de dorpsgenoot noemen?
Nee, die ken ik niet. Het is ook lang geleden. Dat weet ik niet meer.
Wat sprak u aan in dit geloof, Quannengshen?
Mijn moeder gaf mij een boek, daar staat een voorwoord in dat boekje. Het voorwoord sprak mij aan.
Wat stond er in dat voorwoord?
Ik heb het boek, moet ik het voorlezen.
Opmerking rapporteur: betrokkene pakt een boek uit haar tas. De tolk vertaald
de titel: “het woord verschijnt in het vlees.” Ze pakt ondertussen ook een
ander boek uit haar tas.
U hoeft het niet voor te lezen, kunt u in uw eigen woorden vertellen wat er in het voorwoord staat?
Opmerking rapporteur: betrokkene begint het woord te citeren uit haar hoofd. Ik vraag betrokkene of ze het samengevat kan weergeven in drie zinnen.
Toen mijn moeder hierover begon te vertellen, geloofde ik het niet. Toen ik het boek las daar stond in. Hoewel veel mensen in God geloven, weten maar weinig mensen wat het geloof betekend. Ik geloofde al jaren in God maar het was alleen maar eenvoudig in God geloven, ik begreep niet wat het precies inhield. Op eens begreep ik de waarheid van het geloof in God.”
De rechtbank stelt voorts vast dat aan eiseres de volgende vragen zijn gesteld met betrekking tot het proces van keuze voor deze beweging:

“U was al christelijk, kunt u uitleggen wat u zo aansprak in het Quannengshen?

Ik geloofde in Jezus. Er werd gezegd dat Jezus genade gaf aan de mens. Voor de genade ben ik in Jezus gaan geloven. Terwijl Quannengshen zei mensen die geloven in God, de reden om te geloven in God is om genade te krijgen Quannengshen vroeg is dat de reden voor mensen om in god te geloven, om genade te verkrijgen? Deze zin heeft meteen de essentie van de onjuistheid van mijn voormalig geloof blootgesteld.
De essentie is alleen maar om genade te verkrijgen. Mensen geloven om genade te verkrijgen. Het geloof dient als middel hiertoe, als een soort dienst om iets anders te verkrijgen. Dat is niet wat God goed vindt. Het betekent dat je niet echt God wilt volgen, maar dit doet voor eigen gewin.

Kunt u uitleggen hoe dit anders is bij Quannengshen?

Vorige keer heeft de heere Jezus de mensen gered, maar heeft de mensen geen logos gegeven. Deze keer heeft Jezus niet alleen de mensen gered, maar de mensen de logos gegeven. De logos van het leven.

Kunt u dit uitleggen, ik begrijp het niet, wat bedoelt u met de logos?

De logos is het woord van God. Dit is de waarheid.
Het woord van God staat volgens christenen ook in de bijbel, wat is er anders in Quannengshen?
Ik wil nog een voorbeeld geven om de logos te verduidelijken. Als een kind een strafbaar feit pleegt volgens de wet zou het kind dood gaan. De Heer heeft de mens door de kruisiging gered. Maar zo’n kind draagt nog steeds schuld bij zich. Daarna moet je het kind vertellen. Je moet het kind vertellen om op het juiste pad te blijven en opnieuw de fout in gaan.
Begrijp ik goed dat Jezus Christus volgens het christendom met zijn kruisiging ervoor heeft gezorgd dat de zonden van de mensen zijn vergeven?
Jezus heeft door de kruisiging de zonden van alle mensen gedragen en heeft alle mensen gered. De mensen worden hierdoor vergeven. Maar de mensen zijn nog steeds schuldig. Quannengshen is opnieuw gekomen om het volgende werk te doen. Om de mensen volledig te bevrijden van hun zonden”.
18. De rechtbank overweegt naar aanleiding hiervan, dat verweerder met betrekking tot het in aanraking komen met deze beweging enkele vragen heeft gesteld en dat die ook zijn beantwoord door eiseres, maar dat verweerder daarop niet heeft doorgevraagd, bijvoorbeeld over de manier waarop zij via haar moeder in aanraking is gekomen met het geloof. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder enkele vragen heeft gesteld met betrekking tot het proces en eiseres een, op zich, consistent en samenhangend antwoord heeft gegeven op de vragen met betrekking tot haar proces.
18. Daarnaast acht de rechtbank het volgende van belang. Eiseres heeft tijdens haar vrije relaas op 27 september 2017 uitgebreid verklaard. Dit relaas neemt 11 pagina’s in beslag van het verslag nader gehoor. Eiseres is gedurende dit nader gehoor tien keer onderbroken door de gehoorambtenaar met de opmerking dat ze niet zo gedetailleerd hoeft te verklaren, soms met de toevoeging dat als de hoorder vragen heeft hij die later wel stelt. Eiseres geeft op enig moment ook aan “er zijn veel details maar die zal ik niet vertellen. Ik zal de grote dingen vertellen”. Vervolgens heeft de hoorder nadere vragen gesteld die 3 ½
pagina in beslag nemen. Gedurende het gehele gehoor was eiseres erg emotioneel. Vanwege, zo heeft eiseres onbestreden gesteld, haar emotionele toestand tijdens het gehoor en de nabespreking is het gehoor op een later tijdstip voortgezet. Op 29 september is het gehoor voortgezet met het stellen van vragen. Eiseres is tijdens dat gehoor 4 keer onderbroken met het verzoek haar relaas samengevat te vertellen. Ook tegen deze achtergrond bezien is de tegenwerping dat eiseres onvoldoende heeft verklaard over het in aanraking komen met de beweging en haar keuze voor de beweging onvoldoende gemotiveerd. Door eiseres enerzijds veelvuldig erop te wijzen dat zij niet teveel in detail moet treden, kan verweerder anderzijds niet zonder meer tegenwerpen dat eiseres onvoldoende of onvoldoende duidelijk heeft verklaard. Dit geldt ook voor de tegenwerping dat zij geen basale kennis van het geloof bezit en haar problemen ongerijmd, vaag en summier worden geacht.
20. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat niet zonder nader onderzoek of motivering door verweerder op deugdelijke wijze kan worden beoordeeld of sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden als bedoeld in Bahaddar. Gelet hierop zal het beroep gegrond worden verklaard.
20. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op de aard van de gegrondverklaring geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. drs.
R. Mattemaker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.