Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Artikel 2
1Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen is dan wel zijn, tenzij daarin anders is bepaald, het bevoegd gezag: a. indien het betreft een scheepvaartweg in beheer bij 1°. het Rijk: Onze Minister;
2°. een provincie: gedeputeerde staten;
3°. een gemeente: burgemeester en wethouders;
4°. een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen: het dagelijks bestuur.
b. indien het betreft een scheepvaartweg die niet in beheer is bij enig openbaar lichaam: burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de scheepvaartweg is gelegen.
Artikel 5 Vaarwegbeheer lijst B Vaarwegenverordening Zuid-Holland 2015
1. De gemeenten Rotterdam, Schiedam, Gorinchem en Nieuwkoop zijn belast met het vaarwegbeheer van de in die gemeenten gelegen vaarwegen en sluizen die in bijlage 3 bij deze verordening horende vaarwegenlijst B zijn aangeduid met onderscheidenlijk de nummers B-1, B-2, B-3, B-4, B-5 en B-10.
bijlage 3
B-10, Ziendevaart vanaf de Ziendesluis en vaarroute door Nieuwkoopse plassen tot Slikkendammersluis, Gemeente Nieuwkoop
Artikel 3 Scheepvaartverkeerswet
1. Toepassing van de artikelen 4, 11 en 12 kan, behoudens het bepaalde in het tweede lid, slechts geschieden in het belang van:
a. het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;
b. het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
c. het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;
d. het voorkomen of beperken van externe veiligheidsrisico’s in verband met schepen;
e. het voorkomen of beperken van verontreiniging door schepen.
2 Toepassing van artikel 4 ten behoeve van een in het eerste lid genoemd belang kan mede geschieden in het belang van het voorkomen of beperken van:
a. hinder of gevaar door het scheepvaartverkeer voor personen die zich anders dan op een schip te water bevinden;
b. schade door het scheepvaartverkeer aan de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden van een gebied waarin scheepvaartwegen zijn gelegen.
artikel 7 Scheepvaartverkeerswet
1. Van een gebod of verbod, aangegeven met een verkeersteken, kan door het bevoegd gezag, zonodig onder beperkingen, vrijstelling of ontheffing worden verleend. Aan een besluit tot vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
2 Bij de toepassing van het eerste lid wordt rekening gehouden met het belang of de belangen, ten dienste waarvan het desbetreffende gebod of verbod is gesteld.
3 Een besluit met betrekking tot een vrijstelling of een kennisgeving van een besluit met betrekking tot een ontheffing wordt door de zorg van het bevoegd gezag bekendgemaakt.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake de totstandkoming van besluiten met betrekking tot een vrijstelling of een ontheffing en de wijze van bekendmaking als bedoeld in het derde lid.
5 Het bevoegd gezag kan van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, mandaat verlenen aan degene die is belast met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet verleende bevoegdheden ten aanzien van de deelname aan het scheepvaartverkeer op de desbetreffende scheepvaartweg.