ECLI:NL:RBDHA:2017:11656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering, die per 4 januari 2017 zou ingaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die eerder ziek was gemeld vanwege psychische klachten, per 19 september 2016 meer dan 35% arbeidsongeschikt was en daarom geen recht meer had op de uitkering. Eiseres voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten, waaronder fibromyalgie en een recente operatie aan haar rechterpols. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren genomen en dat de medische rapporten geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank concludeerde dat de WIA-uitkering terecht was beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier J.A. de Kievit-Tempels.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/3488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C. Schmidt),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering)

Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 4 januari 2017 de uitkering van eiseres ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd. Eiseres is vanaf 19 september 2016 meer arbeidsgeschikt dan voorheen.
Bij besluit van 7 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres, voorheen werkzaam als administratief medewerkster voor 36 uren per week bij [bedrijf] , heeft zich op 6 juni 2013 ziek gemeld voor dit werk vanwege psychische klachten en is aan haar een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend.
Met een aanvraag van 26 februari 2015 heeft eiseres verzocht om een WIA-uitkering.
Bij besluit van 23 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 4 juni 2015 tot 4 januari 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) krachtens de WIA toegekend, berekend naar een mate van 100% arbeidsongeschiktheid. In het kader van de WIA heeft een herbeoordeling plaatsgevonden, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres per 19 september 2016 niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is te achten en daarom geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Deze uitkering wordt ingaande 4 januari 2017 beëindigd.
3. Eiseres voert in beroep aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten. Zij lijdt aan depressieve klachten waarvoor zij nog steeds onder behandeling is bij de GGZ. Deze klachten zijn verergerd doordat eiseres zwanger is geraakt. Tevens is zij in oktober 2016 aan haar rechterpols geopereerd. Het duurt ongeveer een jaar voordat dit helemaal hersteld is. Verder heeft zij fibromyalgie en nekklachten. In de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is met al deze klachten geen of onvoldoende rekening gehouden. Eiseres meent dat de aan haar voorgehouden functies niet geschikt zijn door een belasting van de hand en de pols. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres een brief van de reumatoloog van 28 december 2016, een brief van de plastisch chirurg van 6 oktober 2016, een brief van [GGZ] van 28 juni 2017 een brief van de huisarts van 7 juli 2017, een brief van de psychosomatisch fysiotherapeut van 24 augustus 2017 en een brief van de fysiotherapeut van 22 augustus 2017 ingediend.
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.1
Arts A.R.W.M. Malhoe Mishre heeft op 1 augustus 2016 een lichamelijk en psychisch onderzoek bij eiseres verricht en aan de hand van zijn bevindingen een FML opgesteld waarin hij de beperkingen van eiseres heeft vastgelegd. Dit medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts J.Tolhuis.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) A.B. Gille heeft op 16 maart 2017 rapport uitgebracht, waarin hij heeft uiteengezet waarom hij het eens is met de bevindingen van de (verzekerings)arts. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en eiseres tijdens de hoorzitting op 15 maart 2017 gezien. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak een zorgvuldig medisch onderzoek is verricht.
5.2
De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat nu de CTS-operatie is uitgevoerd en de ingezette medicatie heeft geleid tot beter slapen, dit ten gunste is van de belastbaarheid. Verder stelt de verzekeringsarts b&b dat de diagnose fibromyalgie niet conflicteert met de vastgestelde FML omdat eiseres is aangewezen op licht fysieke activiteiten. Met de psychische klachten is eiseres ten aanzien van haar persoonlijk en sociaal functioneren fors beperkt geacht. Het is de verzekeringsarts b&b niet gebleken dat hij meer beperkingen zou moeten aannemen. Aan de medische informatie van de behandelaars heeft de verzekeringsarts b&b geen argumenten kunnen ontlenen voor een onderschatting van de beperkingen ten tijde van de datum in geding. Uit deze informatie is niet af te leiden dat de FML een onjuist beeld geeft van de beperkingen van eiseres voor het verrichten van arbeid. De rechtbank verwijst hiervoor naar het rapport van 15 augustus 2017 waar de verzekeringsarts b&b, aangevuld met de brief van het Uwv van 24 augustus 2017, gemotiveerd is ingegaan op de klachten van eiseres. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen reden voor twijfel aan dit medisch oordeel. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet daarom geen reden een deskundige te benoemen, zoals ter zitting is verzocht.
5.3
De rechtbank constateert dat eiseres geen specifieke op de geduide functies gerichte gronden heeft aangevoerd, anders dan die voortvloeien uit de door haar genoemde beperkingen van haar belastbaarheid. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. De arbeidsdeskundige heeft terecht geconcludeerd dat de geduide functies voor eiseres geschikt zijn, zodat zij in staat is meer dan 65% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen.
6. Het vorenstaande betekent dat verweerder terecht en op goede gronden met ingang van 4 januari 2017 de WIA-uitkering van eiseres heeft beëindigd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.