ECLI:NL:RBDHA:2017:11714
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser wegens gebrek aan nieuwe relevante elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Ethiopische eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn herhaalde aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser had eerder een aanvraag ingediend die op 2 maart 2017 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de aanvraag terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de eiser geen nieuwe relevante elementen had aangevoerd die de beoordeling van zijn aanvraag konden beïnvloeden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1981, eerder een asielaanvraag had ingediend die was afgewezen. In de eerdere procedure waren verschillende elementen van de asielaanvraag beoordeeld, waarbij de rechtbank de geloofwaardigheid van bepaalde elementen had gevolgd. De eiser had nieuwe informatie gepresenteerd, waaronder een brief van een ex-collega en zijn deelname aan een bijeenkomst van het Oromo Liberation Front (OLF). De rechtbank oordeelde echter dat deze nieuwe elementen niet voldoende waren om de aanvraag opnieuw te beoordelen, omdat de ex-collega niet als een objectieve bron kon worden beschouwd en de informatie over de bijeenkomst niet aannemelijk was gemaakt.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico op vervolging zou lopen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.