ECLI:NL:RBDHA:2017:11715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.8745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. de Zeben - de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Kameroense nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft verklaard dat hij in 2013 uit het huis van zijn moeder en stiefvader is vertrokken en bij een vriend is gaan wonen, waar hij onder druk is gezet om seksuele handelingen te verrichten. Dit heeft geleid tot bedreigingen in Kameroen, waar homoseksualiteit verboden is. Eiser heeft echter wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn geboorteplaats en geboortedatum, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat het door toedoen van eiser niet mogelijk is om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.8745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 12 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.8746, plaatsgevonden op 5 oktober 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt in het bezit te zijn van de Kameroense nationaliteit en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1998. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2013 is vertrokken uit het huis van zijn moeder en stiefvader en bij zijn vriend [persoon A] is gaan wonen. Vanaf 2014 heeft [persoon A] een kamer voor eiser gehuurd in Ecole Dubliq. In het begin dwong [persoon A] eiser om met hem te slapen. Dit stond eiser toe omdat hij geld, kleren en onderdak van [persoon A] kreeg. Vanaf 2014 sliep eiser uit vrije wil met [persoon A]. Daarvan zijn opnames gemaakt. De computer waar de opnames op stonden is gestolen. De opnames van [eiser] en [persoon A] zijn verspreid. Eiser werd bedreigd door de opnames, omdat
homoseksualiteit verboden is in Kameroen. Een week later heeft eiser besloten om te vertrekken uit Kameroen.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser;
- de homoseksuele gerichtheid van eiser;
- de problemen in Kameroen naar aanleiding van zijn seksuele gerichtheid.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser al niet geloofwaardig wordt geacht, omdat eiser meermalen wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over waar hij is geboren, in Kameroen of in Centraal Afrika (CAR), en over wanneer hij zou zijn geboren. Nu eiser verder geen objectieve bewijzen heeft overgelegd omtrent zijn gestelde identiteit en nationaliteit en toerekenbaar zijn geboorteakte heeft verloren in Frankrijk, is het voor verweerder onmogelijk om vast te stellen welke identiteit en nationaliteit eiser bezit. Verweerder komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de asielgronden en concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
3. Eiser betwist dat hij verweerder heeft misleid door valse informatie te verstrekken. Eiser stelt dat hij de waarheid heeft gesproken over zijn identiteit en nationaliteit. Eiser heeft ook direct tijdens het aanmeldgehoor al aangegeven dat het proces-verbaal van het intake gesprek bij de vreemdelingenpolitie onjuist was. Verweerder houdt dan ook ten onrechte vol dat eiser tijdens dat gesprek zou hebben gezegd dat hij is geboren op [geboortedatum 2] 2000. Uit het proces-verbaal blijkt immers juist duidelijk dat eiser heeft aangegeven te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1998. Wellicht dat de datum [geboortedatum 2] 2000 is vermeld vanwege de verloren geboorteakte. In ieder geval kan niet worden volgehouden dat eiser verweerder heeft misleid. Blijft over dat eiser wisselend heeft verklaard in welk land hij nu precies is geboren. Deze fout heeft eiser echter ook hersteld en het mag ook niet zo zijn dat één relatief klein foutje aan het begin van de procedure van een destijds minderjarige asielzoeker tot gevolg heeft dat het hele asielrelaas niet meer inhoudelijk wordt beoordeeld. Temeer nu ook uit de digitale dossierstukken blijkt dat eiser ook in Italië heeft opgegeven te zijn geboren in Kameroen op [geboortedatum 1] 1998. Van meerdere uitgebreide en wisselende verklaringen op het punt van zijn identiteit en nationaliteit kan dan ook niet worden gesproken. Het besluit is daarom ondeugdelijk gemotiveerd.
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van rechtbank heeft verweerder kunnen concluderen dat er gerede twijfel is ontstaan over de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser. De rechtbank stelt daarbij voorop dat verweerder het eiser heeft kunnen aanrekenen dat hij geen documenten ter staving van zijn identiteit en nationaliteit heeft overgelegd. Eiser heeft immers verklaard in het bezit te zijn geweest van een geboorteakte maar deze in Frankrijk te zijn kwijtgeraakt. Dit komt voor eigen rekening en risico. Voorts heeft verweerder het bevreemdend kunnen achten dat de verloren geboorteakte volgens eiser niet de juiste gegevens zou bevatten en het eiser kunnen aanrekenen dat hij over de reden hiervan tegenstrijdige verklaringen heeft
afgelegd. Zo stelt eiser eerst dat deze zou zijn opgemaakt in CAR, toen hij na zijn geboorte in Kameroen naar de CAR vertrok. Later verklaart eiser echter juist in de CAR te zijn
geboren om vervolgens naar Kameroen te vertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder verder terecht geconcludeerd dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn gestelde identiteit en nationaliteit. Zo heeft eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd over waar hij zou zijn geboren. Bij het intake-gesprek bij de vreemdelingenpolitie op 23 juni 2016 heeft eiser immers verklaard te zijn geboren in Kameroen en met zijn moeder naar CAR te zijn gegaan gegaan toen hij klein was, terwijl eiser anderzijds tijdens het aanmeldgehoor van 25 juni 2016 juist stelt te zijn geboren in CAR maar dat zijn moeder uit Kameroen komt en hij daarom de Kameroense nationaliteit bezit. Tijdens het eerste gehoor verklaart betrokkene dan weer dat hij is geboren in CAR op [geboortedatum 1] 1998, in de stad Beberati en dat hij zelf niet echt weet wat zijn nationaliteit is.
6. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het door toedoen van eiser zelf niet mogelijk is te achterhalen welke nationaliteit eiser bezit, wie hij is en waar hij is geboren. Gelet hierop heeft verweerder zich op goede gronden niet gebogen over de inhoudelijke beoordeling van het aangevoerde en heeft verweerder kunnen concluderen tot ongeloofwaardigheid van het asielrelaas.
7. Nu eiser verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit
en nationaliteit en daarmee verweerder heeft misleid, heeft verweerder de aanvraag tevens af kunnen wijzen als kennelijk ongegrond met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
8. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Zeben - de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017.
De rechter is buiten staat te tekenen.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel