ECLI:NL:RBDHA:2017:11831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
17.5507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser, een man van Indiase nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 17 mei 2017, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 augustus 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aandacht besteed aan de problemen die de gemachtigde van eiser ondervond met digitaal procederen, maar oordeelde dat dit geen strijd opleverde met het beginsel van equality of arms. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het moment van het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De rechtbank heeft de belangenafweging van verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat de omstandigheden van eisers ongewenstverklaring en criminele antecedenten bij de belangenafweging betrokken mochten worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh, rechter, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2017. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.5507

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2017 in de zaak tussen

[de man] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 mei 2017 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2017. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is van Indiase nationaliteit en hij is geboren op [geboortedatum] 1987.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 31 mei 2017 (in de zaak AWB 17/10286) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank heeft kennisgenomen van het betoog van de gemachtigde van eiser dat hij problemen ondervindt van het digitaal procederen en dan met name met het steeds weer opnieuw moeten inloggen, wanneer hij even offline is geweest om bijvoorbeeld jurisprudentie op te zoeken. De rechtbank heeft begrip voor het door de gemachtigde ervaren ongemak, maar naar het oordeel van de rechtbank levert dit geen strijd op met het beginsel van
equality of arms,zoals bepleit. Te meer nu ook verweerder en de rechtbank in deze fase van de digitalisering van de rechtspraak met het programma Kwaliteit en Innovatie van de Rechtspraak (KEI) in meer of mindere mate problemen ondervinden. De rechtbank merkt daarbij op dat de gemachtigde van eiser zijn problemen telefonisch kan melden bij het Rechtspraak Service Center.
Beroepsgrond van eiser
5. Eiser voert, onder verwijzing naar rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie, aan dat verweerder ten onrechte bij de verzwaarde belangenafweging heeft betrokken dat eiser criminele antecenten heeft en dat hij verblijfsrechtelijke procedures voert met het kennelijke doel om de uitzetting te vertragen. Het is namelijk eisers goed recht om verblijfsrechtelijke procedures te voeren. Eiser meent dat er geen enkele aanleiding is om te veronderstellen dat hij deze procedures voert met het kennelijke doel om de uitzetting te vertragen. Deze twee aspecten kunnen wat eiser betreft niet worden gebruikt als argument om de vreemdelingrechtelijke detentie te laten voortduren. Omdat er wat eiser betreft verder geen zwaarwegende belangen zijn om de maatregel te laten voortduren moet eiser in vrijheid worden gesteld.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de omstandigheden dat eiser ongewenst is verklaard en/of criminele antecenten heeft en dat eiser verblijfsprocedures voert met het kennelijke doel om de uitzetting dan wel de verkrijging van een reisdocument te vertragen bij de verzwaarde belangenafweging heeft kunnen betrekken. Daarbij overweegt de rechtbank dat dit niet de enige omstandigheden zijn die verweerder bij de verzwaarde belangenafweging heeft betrokken. Zo heeft verweerder daarbij ook betrokken dat eiser naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn kan worden verwijderd en dat hij niet meewerkt aan zijn vertrek uit Nederland. De rechtbank merkt daarbij op dat de omstandigheid dat eiser criminele antecenten heeft geen zelfstandige grond kan bieden om de vrijheidsontneming te laten voortduren, maar dat is in deze zaak gelet op het voorgaande niet het geval. Het betoog van eiser dat verweerder ten onrechte bij de belangenafweging heeft betrokken dat hij criminele antecenten heeft en verblijfsprocedures voert met het kennelijke doel om de uitzetting te vertragen slaagt daarom niet.
7. Ten aanzien van eisers betoog over artikel 6, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn verwijst de rechtbank naar haar overwegingen hierover in de tussen partijen gewezen uitspraak van 31 mei 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:3764). In het enkele tijdsverloop sinds die uitspraak ziet de rechtbank geen aanleiding om daarover anders te oordelen. Het betoog van eiser slaagt daarom niet.
Conclusie
8. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. van den Bergh, rechter, in aanwezigheid van E.P.W. Kwakman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.