ECLI:NL:RBDHA:2017:12108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/538333 / JE RK 17-1681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 9 oktober 2017 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2001. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 14 oktober 2017 tot 14 oktober 2018 en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd van 14 oktober 2017 tot 14 april 2018. De vader van de minderjarige is niet verschenen op de zitting, terwijl de moeder wel aanwezig was en instemde met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verweer voerde tegen de duur van de machtiging uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er positieve ontwikkelingen zijn in de situatie van de minderjarige en de moeder, de ontwikkelingsbedreiging nog steeds aanwezig is. De moeder heeft aangegeven dat zij hard werkt aan haar situatie en dat er goede vooruitgang is, maar dat er nog stappen gezet moeten worden voordat een thuisplaatsing mogelijk is. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden te verlengen, met de mogelijkheid om de zaak later opnieuw te beoordelen.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een nieuwe zitting gepland voor vlak voor 14 april 2018, waarbij een schriftelijke rapportage van de gecertificeerde instelling over de laatste stand van zaken moet worden overgelegd. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep voor de belanghebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/538333 / JE RK 17-1681
Datum uitspraak: 9 oktober 2017

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 18 augustus 2017 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. L. Windhorst te Den Haag.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlagen.
Op 9 oktober 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [de heer A] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder;
- mr. L. Windhorst.
[minderjarige] is op 9 oktober 2017 in raadkamer gehoord.
De vader is niet verschenen.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 oktober 2016 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 14 oktober 2016 tot 14 oktober 2017.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 6 december 2016 een
machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 6 december 2016 tot 14 oktober 2017, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Het verzoek is gegrond op het volgende. [minderjarige] zit na een moeizame start bij de [verblijfplaats] steeds beter op zijn plek daar, al is er wel sprake van ups en downs. Er is nog steeds sprake van persoonlijke problematiek bij [minderjarige] De therapie bij het Palmhuis verliep niet goed, omdat dit te verbaal bleek te zijn, en is gestopt. Mogelijk wordt er nog gekeken naar een andere therapie, maar dat kan ambulant. Recentelijk is hij op het MBO, niveau één, begonnen waar hij een hele goede start heeft gemaakt. Hij heeft ook zelf een stage gevonden waar hij graag naartoe gaat. Voorts is [minderjarige] geminderd met blowen. Hierin speelt zijn vriendin een positieve rol. Er is op dit moment geen contact met de vader en met de moeder juist veelvuldig. [minderjarige] gaat ook vaak naar moeder toe. Daar is toezicht op. Het lukt de moeder niet altijd om haar grenzen aan te geven, [minderjarige] aan te sturen als hij verzuimt van school of hem aan te spreken op het blowen en (kleine) criminele gedrag van [minderjarige] Voor een thuisplaatsing is het van belang dat moeder een andere woning krijgt (aangezien zij anti-kraak woont) en haar financiën zijn verbeterd (zij zit nu in de schuldhulpverlening). Ook is het van belang dat de moeder nog meer opvoedvaardigheden krijgt bijgebracht. Hier zit al wel een groei in. [minderjarige] kan nog enkele maanden bij de [verblijfplaats] blijven. De gecertificeerde instelling hoopt dat [minderjarige] vanaf april 2018 weer bij moeder kan worden geplaatst of dat er een doorplaatsing naar de Taling of een soortgelijke instelling zal plaatsvinden.
De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verweer gevoerd tegen de duur van de machtiging uithuisplaatsing. De moeder heeft verzocht de periode te bekorten tot een half jaar. Ze heeft naar voren gebracht dat ze hard aan het vechten is om haar leven weer op de rails te krijgen, zodat [minderjarige] bij haar kan wonen. Er zijn de afgelopen maanden goede ontwikkelingen geweest, zowel ten aanzien van [minderjarige] als haar persoonlijke situatie. De moeder verwacht elk moment een nieuwe woning te krijgen, omdat ze erg hoog op de wachtlijst staat. Ze staat op dit moment onder bewind, zodat haar financiën goed wordt geregeld, en ze heeft begeleiding. Ten aanzien van de opvoeding van [minderjarige] kan de moeder nu beter haar grenzen aangeven. Met de juiste hulpverlening is een thuisplaatsing mogelijk. De moeder is in elk geval tegen een plaatsing van [minderjarige] bij de [locatie] Dit vindt zij, net als de begeleider van [minderjarige] , geen goede plek voor hem.

Beoordeling

De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Hoewel er op een aantal vlakken sprake is geweest van een positieve ontwikkeling, zoals het blowen, de schoolgang en de opvoed- en persoonlijke situatie bij de moeder thuis, is de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] nog aanwezig. Bovendien zijn deze ontwikkelingen nog pril, mede gelet op de duur van de problematiek.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter dat een thuisplaatsing momenteel nog niet aan de orde is, omdat de huisvesting van de moeder op dit moment niet geschikt is voor [minderjarige] en het van belang is dat de opvoedvaardigheden van de moeder, waar momenteel al een positieve lijn in zit, zich nog verder ontwikkelen. Aangezien er gelet op het voorgaande een reële kans is dat [minderjarige] aan het eind van zijn plaatsing bij de [verblijfplaats] – waar hij naar verwachting nog een aantal maanden zal blijven – bij zijn moeder kan worden geplaatst, zal de kinderrechter de periode van de machtiging uithuisplaatsing toewijzen voor zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden. Over zes maanden zal waarschijnlijk duidelijk zijn of de positieve ontwikkeling die zowel [minderjarige] als zijn moeder nu doormaken, heeft doorgezet en of [minderjarige] bij de moeder kan worden geplaatst of dat alsnog een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 14 oktober 2017 tot 14 oktober 2018 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 14 oktober 2017 tot 14 april 2018;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot
een terechtzitting gelegen vlak voor 14 april 2018;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
- de vader;
- de moeder;
- mr. L. Windhorst;
- [minderjarige] ;
verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk een week voor die nader te bepalen terechtzitting een schriftelijke rapportageover de laatste stand van zaken aan de rechtbank en de overige belanghebbenden over te leggen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. Wijnholt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2017.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.