ECLI:NL:RBDHA:2017:12341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
AWB 17/14910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.H. Dworakowski - Kelders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielprocedure met medische complicaties en overdracht aan Tsjechië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster. De verzoekster had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Tsjechië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van haar aanvraag op basis van de Dublinverordening. De verzoekster heeft medische complicaties, waaronder terminaal nierfalen, waarvoor zij afhankelijk is van dialyse. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de verzoekster niet naar Tsjechië zou kunnen reizen en dat de medische zorg daar niet adequaat zou zijn. Echter, na het indienen van aanvullende medische informatie, waaronder e-mails van haar behandelend artsen, is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat er twijfels zijn over de beschikbaarheid van de noodzakelijke medische zorg in Tsjechië. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen en het primaire besluit van de minister van Veiligheid en Justitie geschorst tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 17/14910 en 17/14891
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. S.E.B. den Boer),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Hanje).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om haar uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt verweerder te verbieden verzoekster over te dragen aan de Tsjechische autoriteiten totdat is beslist op het door haar ingediende bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van het verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000.
Verzoekster heeft ook bezwaar gemaakt tegen de aangekondigde feitelijke uitzetting naar Tsjechië op 12 oktober 2017. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt verweerder te verbieden haar over te dragen aan de Tsjechische autoriteiten totdat is beslist op het bezwaarschrift tegen de feitelijke overdracht.
Verweerder is voornemens verzoekster uit te zetten op 12 oktober 2016. De geplande aankomst in Praag, Tsjechië, is om 13.40 uur.
Verzoekster heeft bij faxbericht van 7 oktober 2017 haar standpunt naar voren gebracht. Verweerder heeft bij 9 oktober 2017 zijn standpunt naar voren gebracht.
Verzoekster heeft daarop bij faxbericht van 9 oktober 2017 gereageerd.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.
Op 10 oktober 2017 omstreeks 17.00 uur heeft de griffier partijen telefonisch het dictum van deze uitspraak medegedeeld.

Overwegingen

Griffierecht
1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht omdat zij, afgezien van een toelage op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005, geen inkomsten of vermogen heeft. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282), is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat zij gelet op haar situatie niet in staat is het verschuldigde bedrag van
€ 336,– (tweemaal € 168,–) te betalen. Daarom oordeelt de voorzieningenrechter dat verzoekster door het niet betalen van griffierecht redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Dat betekent dat de verzoeken niet om die reden niet-ontvankelijk zijn.
Spoedeisend belang
2.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, omdat verweerder het voornemen heeft verzoekster op 12 oktober 2017 uit Nederland te verwijderen door haar over te dragen aan Tsjechië.
2.3
Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, uitspraak doen zonder zitting te houden. Daarvoor bestaat in dit geval aanleiding.
Feiten
3.1
Verzoekster heeft op 15 maart 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij voornemen van 23 juni 2017 heeft verweerder laten weten dat hij de aanvraag niet in behandeling zal nemen omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
3.2
In haar zienswijze heeft verzoekster aangevoerd dat zij na aankomst in Nederland direct is doorgezonden naar het ziekenhuis in Emmen voor dialyse. Zij wordt driemaal per week gedurende vier uur gedialyseerd. Zij heeft ook een niertransplantatie nodig en staat onder andere onder behandeling van internist-nefroloog dr. Bayrak en dr. Chang, werkzaam in het ziekenhuis te Hardenberg. Naast de nierfunctiestoornissen is er hartfalen geconstateerd en verzoekster lijdt aan Mediterrane Koorts (familiale aandoening), deze ziekte is de oorzaak van de ernstige nierfunctiestoornissen.
3.3
Verweerder heeft bij besluit van 1 augustus 2017 de aanvraag niet in behandeling genomen.
3.4
Verzoekster heeft daartegen beroep ingesteld en onder verwijzing naar de aangevoerde medische omstandigheden gesteld dat overdracht voor haar zeer grote risico’s oplevert die gezien haar medische situatie fataal kunnen zijn.
3.5
Bij uitspraak van 30 augustus 2017 (NL17.6199) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
In deze uitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“4.2.1 Gelet op het vorenstaande, overweegt de rechtbank dat, ook al heeft zij hiervoor geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Tsjechië kon uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot de opvang en medische voorzieningen, het nog steeds mogelijk is dat de overdracht een met artikel 3 EVRM of artikel 4 Handvest strijdige behandeling oplevert. Wil daarvan sprake zijn, dan moeten er tenminste objectieve gegevens zijn met betrekking tot de toestand van eiseres, die de bijzondere ernst van haar gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen.
4.2.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres bij haar zienswijze van 23 juni 2017 haar patiëntdossier van het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA), gedateerd 8 juni 2017, heeft overgelegd en op 10 augustus 2017 haar medisch dossier van het Röpcke-Zweers Ziekenhuis, gedateerd 2 juni 2017. In het voornoemde patiëntdossier en medisch dossier zijn medische gegevens en beschrijvingen van het verloop van de behandeling opgenomen.
4.2.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hiermee niet aangetoond dat overdracht een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand zou inhouden. In de dossiers worden enkel medische gegevens en een beschrijving van het verloop van de behandeling weergegeven zonder dat daarin een conclusie wordt getrokken over eventuele specifieke gevolgen voor eiseres in het geval van een overdracht aan Tsjechië. De overgelegde medische dossiers bevatten verder gegevens die betrekking hebben op de behandeling van eiseres hier te lande en geven geen inzicht in (niet) beschikbaarheid van de behandeling in Tsjechië. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat in Tsjechië de behandelingsmogelijkheden voor een combinatie van een nierfunctiestoornis en familiaire mediterrane koorts, niet aanwezig zijn. De enkele opmerking ter zitting dat zij niet weet of die mogelijkheden er zijn, is onvoldoende. Voorts heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting erkend dat dialyse op zich in Tsjechië in ieder geval wel beschikbaar is.
In zoverre lag het niet op de weg van verweerder nader onderzoek te doen of de aanvraag aan zich te trekken.
4.2.5
Bij de beoordeling van de vraag of verweerder overeenkomstig artikel 17 Dublinverordening de aanvraag aan zich had dienen te trekken, neemt de rechtbank voorts het volgende in aanmerking. Weliswaar heeft eiseres geen medische gegevens overgelegd die aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen van de overdracht aantonen, uit de medische gegevens kan wel worden afgeleid dat eiseres ernstige gezondheidsklachten heeft. De rechtbank acht het in dit kader van belang, dat verweerder zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van eiseres aanleiding bestaat om voorafgaande aan feitelijke overdracht artikel 32 Dublinverordening toe te passen als eiseres daartoe toestemming geeft. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verweerder na het verkrijgen van die toestemming aan Tsjechië informatie verstrekt over de eventuele bijzondere behoeften van eiseres met betrekking tot haar fysieke gezondheidstoestand”.
3.6
Op 21 september 2017 heeft verzoekster de hier aan de orde zijnde aanvraag ingediend.
3.7
In de door verzoekster overgelegde ‘bijlage bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ (hierna: medische verklaring) van 2 oktober 2017 heeft verzoeksters behandelend arts J. Bayrak het volgende over verzoeksters gezondheidssituatie vermeld:
“Terminaal nierfalen waarvoor 3 x per week hemodialyse in het ziekenhuis. (…) Patiënt is afhankelijk van dialyse (…) totdat niertransplantatie mogelijk is”.
3.8
In de door verzoekster overgelegde medische verklaring van 4 oktober 2017 heeft verzoeksters behandelend arts H.L.A. Nienhuis in Groningen het volgende over verzoeksters gezondheidssituatie vermeld:
“AA amyloïdose secundair aan familiaire mediterrane koorts (FMF), waardoor nierfalen en dialyse. Nog onvoldoende controle over de FMF onder (…), waarvoor voornemen te behandelen met (…)
3.9
In de door verzoekster overgelegde brief van 4 oktober 2017 van dr. J. Bayrak, is het volgende opgenomen:
“Van patiënte begrijpen we dat er gedreigd wordt haar op 12 oktober 2017 uit te zetten naar Tsjechië. Zij heeft geen restfunctie meer, dit betekent dat ze niet meer plast bij haar terminaal nierfalen en zeker 3 dagen niet zonder dialyse kan. Dit betekent dan ook dat een uitzetting naar een ander land in goed overleg moet gebeuren met een dialysecentrum aldaar. Verder zijn wij samen met mijn college nefroloog in het Röpke-Zweers Ziekenhuis van mening dat ze de beste zorg hier in Nederland kan krijgen gezien haar onderliggend lijden waar nog uitgebreid analyse naar moet worden verricht alvorens zij in aanmerking voor niertransplantatie kan komen. Wij hebben haar hiervoor verwezen naar een deskundige in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Er zal toch ook eerst overlegd moeten worden met deze deskundige, die u ook kan vertellen of er een internist in Tsjechië is die deze kennis in huis heeft. Zij is niet zomaar een asielzoekster en dient zeer zorgvuldig medisch beoordeeld te worden’.
Het bestreden besluit
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag om uitstel van vertrek afgewezen. Verzoekster kan op grond van de Dublinverordening worden overgedragen aan het aangesloten land, Tsjechië. Niet gebleken is dat het voor verzoekster, gelet op haar gezondheidstoestand, onverantwoord zou zijn om te reizen en haar overdracht aan de Tsjechische autoriteiten om die reden achterwege zou moeten blijken. Uit de overgelegde medische stukken is niet gebleken dat verzoekster niet naar Tsjechië zou kunnen reizen of dat Nederland het meest aangewezen land is waar een eventuele behandeling zou moeten plaatsvinden. Verzoekster heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat het uitgangspunt dat de medische voorzieningen vergelijkbaar worden verondersteld tussen de lidstaten, in haar geval niet opgaat. Verzoekster kan bij aankomst in Tsjechië direct toegang hebben tot medische zorg en Tsjechië wordt voor de overdracht geïnformeerd over de medische problemen van verzoekster. Verzoekster wordt in het kader van een zorgvuldige medische overdracht verzocht om voor de overdracht toestemming te verlenen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), zodat DT&V medische gegevens op kan vragen bij de behandelaar(s) en die kan verstrekken aan de Tsjechische autoriteiten. Voor de overdracht wordt beoordeeld of verzoekster in staat is om te reizen (fit-to-fly-beoordeling), aldus verweerder.
Standpunten van partijen
5.1
Verzoekster heeft aangevoerd dat er onvoldoende onderzoek is geweest bij de afwijzing van de beslissing. Zij lijdt onder andere aan terminaal nierfalen, Familial Mediterranean Fever (FMF) en amyloïdose waarvoor zij in het Universitair Medisch Centrum Groningen onder behandeling staat van het team van dr. Hazenberg. Volgens verzoekster kan de gecombineerde gespecialiseerde behandeling alleen in Nederland en Duitsland plaatsvinden. Verzoekster heeft ook hartklachten en moet wachten op een niertransplantatie die alleen zin heeft als ook FMF en amyloïdose wordt behandeld. Er is ten onrechte geen advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering. Er is onvoldoende onderzocht wat er fysiek met haar tijdens de reis kan gebeuren. Niet vaststaat dat de voor haar bedoelde medische behandeling direct bij aankomst geregeld is. Volgens verzoekster bestaat er al een kans dat zij tijdens de reis kan overlijden. Ter onderbouwing van haar standpunten heeft verzoekster verwezen naar de brief van 4 oktober 2017 van dr. J. Bayrak, internist-nefroloog, werkzaam bij het Röpcke-Zweers Ziekenhuis en een e-mailbericht van 6 oktober 2017 eveneens van dr. J. Bayrak. Tot slot heeft verzoekster aangevoerd dat het van levensbelang is dat voor de overdracht zorg in Tsjechië zeker is en dat er van tevoren overleg heeft plaatsgevonden tussen de specialisten. Er is nu geen naam van een centrum aangeleverd, noch een naam van een nefroloog.
5.2
Verweerder heeft bij het verweerschrift daar allereerst tegenin gebracht dat alleen bezwaar tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting mogelijk is als de situatie op het moment van de uitzetting dusdanig verschilt van die ten tijde van het besluit waaruit de bevoegdheid tot uitzetting voortvloeit dat niet langer kan worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het besluit waaruit de bevoegdheid tot uitzetting voortvloeit. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat verzoekster in de hier aan de orde zijnde procedure geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd. Hij wijst er ook op dat tegen de uitspraak van 30 augustus 2017 in de Dublinprocedure geen hoger beroep is ingesteld waardoor in rechte vaststaat dat verzoekster aan Tsjechië kan worden overgedragen. De verzoeken om een voorlopige voorziening moeten volgens verweerder al worden afgewezen omdat uit de door verzoekster overgelegde medische informatie geen wezenlijk ander beeld blijkt dan de medische situatie ten tijde van de uitspraak van 30 augustus 2017.
5.3
Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat ook geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, omdat verzoekster zich in de asielprocedure ook op het standpunt gesteld dat zij niet kan reizen. Als verzoekster niet vlieggeschikt wordt bevonden door een bevoegde arts, zal de overdracht worden geannuleerd. Verweerder meent dat met voldoende waarborgen is voldaan aan de door dr. Bayrak geschetste situatie. Verweerder heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de gronden die gaan over de medische overdracht niet slagen. Er zijn waarborgen getroffen voor de reis van verzoekster naar Tsjechië. Zij wordt begeleid door een medische escort, ze wordt op donderdag overgedragen zodat ze in de gelegenheid is op woensdag en vrijdag te worden gedialyseerd en haar behandeling in Tsjechië voort te zetten.
5.4
Verweerder heeft zich ook op het standpunt gesteld dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag worden uitgegaan dat Tsjechië verzoekster de medische voorzieningen biedt die zij nodig heeft en dat verzoekster niets naar voren heeft gebracht waaruit het tegendeel zou blijken. De stelling dat de behandeling die verzoekster nodig heeft enkel in Duitsland en Nederland beschikbaar is, is niet onderbouwd. Er is geen concrete informatie overgelegd waaruit blijkt dat een overdracht aan Tsjechië zal resulteren in een onomkeerbare verslechtering of dat verzoekster geen vergelijkbare, effectieve medische behandeling in Tsjechië kan ondergaan. Verzoekster heeft ook niet onderbouwd dat in Tsjechië geen behandelingsmogelijkheden voor een combinatie van een nierfunctiestoornis en FMF zijn en er is niet in geschil dat dialyse in Tsjechië beschikbaar is.
Er is volgens verweerder ook op goede gronden geen BMA-advies opgevraagd omdat ervan kan worden uitgegaan dat de medische voorzieningen in Tsjechië vergelijkbaar zijn.
5.6
Verzoekster heeft daartegen aangevoerd dat er geen noodzaak bestond tot het instellen van hoger beroep omdat tijdens de zitting bij de rechtbank is toegezegd dat er zeer zorgvuldig gehandeld zou worden. Uitgelegd is hoe een medische overdracht in zijn werk gaat waarbij met name zou worden gevraagd of de gecombineerde behandeling (FMF en nierfalen) aanwezig is. Verzoekster heeft de namen van de specialisten doorgegeven aan de regievoerder van DT&V, maar deze specialisten zijn op geen enkele wijze benaderd door Tsjechische specialisten en de behandelend specialisten kunnen zelf geen contact opnemen omdat geen namen van Tsjechische specialisten worden gegeven. Tijdens de zitting waar het asielberoep van verzoekster werd behandeld, kon geen antwoord worden gegeven wie precies de medische staf van DT&V of verweerder is. De procesvertegenwoordiger heeft echter benadrukt dat er in ieder geval zeer zorgvuldig gehandeld zou worden.
5.7
Verzoekster heeft ook aangevoerd dat haar medische situatie nog slechter is geworden ten opzichte van augustus 2017 omdat het inmiddels gaat om terminaal nierfalen zonder restfunctie. Er hebben onderzoeken plaatsgevonden in het universitair medisch centrum Groningen. Haar behandelend internist-nefroloog dr. P.C. Chang wil de medische informatie aan een medisch adviseur van verweerder of DT&V toelichten. Aan de Tsjechische autoriteiten is alleen een diagnose doorgegeven en is alleen gevraagd om dialyse de dag na aankomst en de medicijnen die verzoekster gebruikt. Verzoekster heeft gewezen op de voor haar bestaande zeer grote risico’s bij het vliegen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verzoekster een e-mailbericht van 9 oktober 2017 overgelegd van dr. Chang. Volgens verzoekster kunnen de Tsjechische autoriteiten niet reageren en zeggen dat ze die specialistische behandeling niet hebben als door de medische staf niet zorgvuldig geformuleerd wordt wat het zeer specialistische medische probleem. In de gezondheidsverklaring is ook niet vermeld dat sprake is van een terminaal nierfalen zonder restfunctie en ook amyloïdosis is niet verder gespecificeerd.
Oordeel van de voorzieningenrechter
6.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 30 augustus 2017 al is geoordeeld over wat verzoekster bij haar aanvraag en vóór het hier bestreden besluit naar voren heeft gebracht. Uit de vóór het bestreden besluit overgelegde stukken is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoekster niet naar Tsjechië zou kunnen reizen. Die gegevens bevatten geen dan wel onvoldoende gegevens over de behandeling van verzoekster hier in Nederland en geven geen inzicht in het (niet)beschikbaar zijn van die behandeling in Tsjechië. Verzoekster heeft daarmee niet onderbouwd dat in Tsjechië de behandelingsmogelijkheden voor een combinatie van nierfalen en FMF niet aanwezig zijn. In deze verklaringen worden enkel medische gegevens en een beschrijving van het verloop van de behandeling weergegeven zonder dat daarin een conclusie wordt getrokken over eventuele specifieke gevolgen voor eiseres in het geval van een overdracht aan Tsjechië. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich in het bestreden besluit dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat verzoekster met de op dat moment overgelegde stukken niet heeft onderbouwd dat overdracht een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand zal inhouden.
6.2
Verzoekster heeft echter in de bezwaarprocedure en bij de voorzieningenrechter een e‑mailbericht overgelegd van 6 oktober 2017 van de hiervoor al genoemde internist‑nefroloog dr. J. Bayrak. In dit bericht staat het volgende:
“Elke dialysepatiënt zonder restfunctie (patiënt die door het nierfalen niet meer plast) loopt risico op acute overvulling. Dit kan zelfs enkele uren na eerdere dialyse gebeuren. Ook mevrouw [verzoekster] loopt deze risico en is al een keer eerder voorgekomen, waarop we haar acuut in de nacht hebben moeten opnemen en acuut hebben gedialyseerd. Dit komt vaak doordat er door onverwachte situaties het gewicht niet geheel klopt en er soms onvoldoende vocht wordt onttrokken. Dit is niet te voorkomen. De enige behandeling is patiënt snel te vervoeren naar een ziekenhuis en daar meteen te gaan dialyseren. Dit kan ook bij haar in de vliegtuig gebeuren, waar je dan op dat moment geen beschikking over dialyse hebt. Zij kan dan indien er niet snel opgetreden wordt komen te overlijden. Als nefroloog zien we dit enkele keren per jaar bij onze patiënten”.
6.3
Verzoekster heeft ook een e-mailbericht overgelegd van 9 oktober 2017, van internist-nefroloog dr. P.C. Chang. In dit bericht staat het volgende:
“(…) Mw [verzoekster] is enkele maanden geleden door mij verwezen naar dr. Hazenberg in het UMCG voor een vitaal probleem, namelijk een complicatie van haar primaire ziekte welke direct haar levensprognose zeer ernstig kan bekorten en welke bij mijn weten alleen in het UMCG of in Londen behandeld kan worden. In Nederland is het UMCG het enige centrum dat zulke behandeling kan geven. Bij mijn weten kan dat niet in Tsjechië. Vanzelfsprekend ben ik bereid, na aanvullende schriftelijke toestemming van betrokkene, om een en ander nader toe te lichten aan een medisch adviseur van de IND”.
6.4
De voorzieningenrechter volgt verweerder niet in zijn in het verweerschrift ingenomen standpunt dat met de overgelegde stukken geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Uit het hiervoor aangehaalde e-mailbericht van dr. Bayrak begrijpt de voorzieningenrechter dat bij verzoekster tijdens de reis een mogelijke complicatie kan ontstaan met onomkeerbare gevolgen. Met het e-mailbericht van dr. Chang is ook twijfel ontstaan of er behandelmogelijkheden zijn in Tsjechië voor verzoeksters medische problematiek. Reeds gelet daarop valt niet uit te sluiten dat het bezwaar van verzoekster redelijke kans van slagen heeft. Het belang van verzoekster om in Nederland te verblijven en medische behandeling te krijgen totdat is beslist op haar bezwaar waarbij de hiervoor genoemde omstandigheden zijn beoordeeld en meegewogen, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van verweerder bij onmiddellijke overdracht naar Tsjechië. De verzoeken komen daarom voor toewijzing in aanmerking. Verweerder moet in de te nemen beslissing op bezwaar gemotiveerd ingaan op de hiervoor aangehaalde stukken.
6.5
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit over de afwijzing van het verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 en de aankondiging tot feitelijke overdracht aan Tsjechië over te gaan, is geschorst tot vier weken na bekendmaking van de beslissingen op bezwaar.
6.6
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,– (voor het indienen van een verzoekschrift in beide zaken elk 1 punt, met een waarde per punt van € 495,– en een wegingsfactor 1)

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het primaire besluit tot vier weken na bekendmaking van de beslissingen op bezwaar;
  • verbiedt verweerder verzoekster over te dragen aan Tsjechië tot vier weken nadat verweerder op de bezwaren heeft beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 990,–, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Dworakowski - Kelders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.C.T. Rabou-Coort LLB, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.