ECLI:NL:RBDHA:2017:12387
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak wegens niet voldoen aan connexiteitsvereiste
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die een verblijfsvergunning had aangevraagd. De verzoekster had eerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ingetrokken met terugwerkende kracht tot 27 juni 2014. De staatssecretaris had ook een licht inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren. De verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is. Echter, in deze zaak was er een eerdere uitspraak gedaan in een vergelijkbare procedure (zaaknummer AWB 16/30541), waarin het beroep van de verzoekster ongegrond was verklaard. Hierdoor werd vastgesteld dat niet langer werd voldaan aan het connexiteitsvereiste, wat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat partijen op een zitting hoefden te verschijnen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.