ECLI:NL:RBDHA:2017:12391
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning en inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die tevens een licht inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. Het primaire besluit werd genomen op 30 maart 2016, waarna het bezwaar van de verzoeker op 5 december 2016 kennelijk ongegrond werd verklaard. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, in een andere procedure met zaaknummer AWB 16/30392 is het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, waardoor niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek dan ook afgewezen, zonder dat partijen op een zitting hoefden te verschijnen, aangezien de zaak kennelijk niet-ontvankelijk was.
De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. De voorzieningenrechter heeft geen omstandigheden gevonden die aanleiding geven om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.