ECLI:NL:RBDHA:2017:12393
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder connexiteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op 25 februari 2016, met als doel 'familieleven' op grond van artikel 8 van het EVRM. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 9 december 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, in een andere procedure met zaaknummer AWB 16/30394 is het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, waardoor niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en vastgesteld dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.