ECLI:NL:RBDHA:2017:12395
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- J.C. de Grauw
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder connexiteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen, met als reden dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is. Echter, in een andere procedure met zaaknummer 16/29362 was het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, waardoor niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was.
Daarnaast heeft verzoeker een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht. De rechtbank heeft dit beroep gehonoreerd, waardoor verzoeker vrijgesteld werd van de verplichting tot het betalen van griffierecht. De voorzieningenrechter heeft geen omstandigheden gevonden die aanleiding gaven om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.