ECLI:NL:RBDHA:2017:12522
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Marokkaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door een Marokkaanse vreemdeling. De eiser had op 6 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie weigerde de aanvraag in behandeling te nemen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland op 16 november 2016 akkoord ging met de terugname van de eiser.
Eiser was het niet eens met de overdracht aan Duitsland en voerde aan dat de opvang en de rechtsbijstand voor asielzoekers in Duitsland onder de maat zijn. De rechtbank overwoog dat, hoewel de eiser zijn zorgen over de omstandigheden in Duitsland uitte, hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om zijn claims te onderbouwen met objectieve gegevens.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de garantie van Duitsland dat de internationale verplichtingen nageleefd zouden worden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden binnen een week na verzending.