ECLI:NL:RBDHA:2017:12524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
NL16.4011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Ivoriaanse nationaliteit bezittende man, die zijn aanvraag niet in behandeling genomen zag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser op 20 september 2016 de buitengrens van de lidstaten op illegale wijze via Spanje heeft overschreden. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich door zijn gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Spanje gedetineerd is geweest en vreest voor een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser bij zijn Dublingehoor zelf heeft verklaard dat hij in Spanje geen problemen heeft gehad. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen grond is om te twijfelen aan de motivering van de staatssecretaris en dat de overdracht aan Spanje niet in strijd is met het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL16.4011

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL16.4012 plaatsgevonden op 12 januari 2017. Eiser noch zijn gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1977 en bezit de Ivoriaanse nationaliteit.
2. Op 29 september 2016 heeft verweerder de vingerafdrukken van eiser naar Eurodac gezonden. Uit Eurodac is gebleken dat eiser de buitengrens van de lidstaten die gebonden zijn aan de Eurodacverordening op 20 september 2016 op illegale wijze heeft overschreden via Spanje. Op grond van dit Eurodacresultaat heeft verweerder vastgesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
3. Op 23 november 2016 heeft verweerder de Spaanse autoriteiten gevraagd om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). De Spaanse autoriteiten hebben hiermee ingestemd op 28 november 2016.
4. Eiser kan zich niet verenigen met een overdracht aan de Spaanse autoriteiten en voert daartoe aan dat hij in Spanje geen asielverzoek heeft gedaan en niet in Spanje wilde blijven. Eiser is in Spanje gedetineerd geweest en vreest voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Eiser heeft niet bestreden dat hij de buitengrens van de lidstaten op 20 september 2016 heeft overschreden via Spanje en dat Spanje daarom op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft met het door hem in beroep gevoerde betoog niet aannemelijk gemaakt dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De enkele stelling dat eiser in Spanje mogelijk weer gedetineerd wordt is daartoe onvoldoende. De rechtbank wijst er voorts op dat eiser bij zijn Dublingehoor zelf heeft verklaard dat hij in Spanje geen problemen heeft gehad. Verweerder heeft zich -met de in het besluit gegeven motivering- dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen grond bestaat voor het oordeel dat ten opzichte van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan of dat door de overdracht van eiser aan Spanje een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 van het EVRM.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel