ECLI:NL:RBDHA:2017:12626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-ontvankelijkheid en frauduleuze identiteitsdocumenten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als verweerder optrad. Eiseres, een vrouw van Burundische nationaliteit, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit volgde op eerdere afwijzingen van asielaanvragen, waarbij de geloofwaardigheid van de Burundische nationaliteit van eiseres ter discussie werd gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een asielaanvraag had ingediend die was afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de gestelde nationaliteit en identiteit niet geloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe aanvraag van eiseres, die was onderbouwd met een 'attestation de nationalité' van de Burundese ambassade, niet voldeed aan de eisen voor een ontvankelijke aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de attestation niet als een officieel identiteitsdocument kon worden beschouwd en dat er geen nieuwe elementen waren die de beoordeling van de asielaanvraag konden beïnvloeden. Eiseres had niet aangetoond dat de eerdere afwijzingen onterecht waren en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris op goede gronden gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.