ECLI:NL:RBDHA:2017:12666
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toegang tot zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en de grondslag verstandelijke handicap
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) aanvroeg, en de Raad van bestuur van het centrum indicatiestelling zorg (CIZ), die deze aanvraag had afgewezen. Eiser, geboren in 1987, heeft een geschiedenis van schizofrenie en heeft eerder zorg ontvangen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank moest beoordelen of eiser in aanmerking kwam voor zorg op basis van de Wlz, specifiek of er sprake was van een verstandelijke handicap zoals bedoeld in de wet.
De rechtbank oordeelde dat de medische adviezen, die concludeerden dat er geen sprake was van een verstandelijke handicap, zorgvuldig waren opgesteld. Eiser had in 2015 een IQ-test ondergaan, maar de rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de beperkingen al voor zijn 18e levensjaar aanwezig waren. De rechtbank nam in overweging dat de psychiatrische problematiek van eiser en zijn middelengebruik de resultaten van de IQ-test negatief beïnvloedden. Bovendien was er geen medische informatie beschikbaar over de periode dat eiser in Turkije woonde, wat het moeilijk maakte om te concluderen dat er voor zijn 18e levensjaar sprake was van een verstandelijke handicap.
De rechtbank concludeerde dat eiser geen rechten kon ontlenen aan de Wlz op basis van de grondslag verstandelijke handicap, en dat zijn psychiatrische problematiek geen toegang tot de Wlz bood. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing geboden.