ECLI:NL:RBDHA:2017:12720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
NL17.5538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië voor behandeling van asielverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese vrouw, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris had zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres had op 20 juli 2017 een aanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat was vastgesteld. Eiseres voerde aan dat zij niet adequaat was gehoord over haar familiebanden in Nederland, wat haar kansen op een eerlijke behandeling zou hebben geschaad. Tijdens de zitting op 10 augustus 2017 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende gelegenheid had gekregen om haar situatie toe te lichten en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om haar aanvullend te horen. De rechtbank verwierp ook het beroep op een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, omdat de omstandigheden van eiseres niet vergelijkbaar waren met die in het genoemde arrest. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.5538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2017 in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.J. Merhottein),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL17.5538) en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen ter voorkoming van overdracht hangende het beroep (NL17.5539).
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.5539, plaatsgevonden op 10 augustus 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H.M.S. Nur-Ahmed.

Overwegingen

1. Eiseres is van Eritrese nationaliteit. Zij is geboren op [geboortedatum] .
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Op 11 april 2017 heeft verweerder Italië verzocht eiseres over te nemen op grond van de Dublinverordening. Italië heeft niet tijdig op het overnameverzoek gereageerd, zodat op 12 mei 2017 een fictief akkoord tot stand is gekomen. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet verweerder geen bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt en verweerder op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening de asielaanvraag aan zich had moeten trekken.
3. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw niet in behandeling genomen, indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
5. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. In geschil is allereerst of eiseres ten onrechte niet aanvullend gehoord is over haar relatie met de in Nederland aanwezige neef met wie zij stelt te willen samenwonen. Eiseres stelt dat zij geen gelegenheid heeft gekregen deze relatie tijdens het aanmeldgehoor Dublin te vermelden, omdat zij het belang hiervan niet heeft kunnen begrijpen. Ze was onvoldoende voorbereid op het Dublingehoor, nu de aan haar uitgereikte folder over de Dublinprocedure in Tygrinia was, een taal die zij niet kan spreken of lezen. Voorts was ze ernstig vermoeid. Eiseres meent hierdoor in haar belangen te zijn geschaad.
6. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze grond niet. De rechtbank verwijst hierbij ten eerste naar het verslag van het gehoor aanmeldfase van 26 maart 2017. Eiseres is gevraagd of zij vragen had naar aanleiding van de brochures over de asielprocedure en de Dublinverordening en is tijdens de inleiding van het gesprek gewezen op de inhoud van de brochures. Op bladzijde 2 van dit gehoor wordt eiseres expliciet gewezen op het feit dat voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat het belangrijk is om informatie te verstrekken over de aanwezigheid van gezinsleden, familieleden of andere familierelaties op het grondgebied van een lidstaat. Op bladzijde 4 van dit gehoor geeft zij desgevraagd aan dat zij een broer in Duitsland heeft. Niet valt in te zien dat eiseres niet tevens haar in Nederland verblijvende neef noemt bij wie zij stelt in Eritrea gewoond te hebben en bij wie zij in Nederland wil verblijven. Nu eiseres in de zienswijze een beroep heeft gedaan op het bestaan van haar neef in Nederland en verweerder hierover een standpunt heeft ingenomen in het bestreden besluit, is zij naar het oordeel van de rechtbank niet in haar belangen geschaad. Voorts bestond er voor verweerder geen aanleiding om eiseres aanvullend te horen.
7. Voorts doet eiseres een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland (ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712). De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een met de situatie in het arrest Tarakhel vergelijkbare situatie. De omstandigheid dat eiseres een alleenstaande vrouw is, heeft verweerder onvoldoende mogen achten voor het standpunt dat zij kwetsbaar is, zoals in dit arrest is bedoeld.
8. Ook overigens heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de behandeling van het asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken, omdat de enkele aanwezigheid van de neef van eiseres in Nederland geen bijzondere omstandigheid is waaronder verweerder, volgens zijn beleid, van deze bevoegdheid gebruik zou kunnen maken.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.