ECLI:NL:RBDHA:2017:13001
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van asielvergunning wegens intrekking verblijfsvergunning moeder en beoordeling van risico bij terugkeer naar Afghanistan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een asielvergunning. Eiseres, een Afghaanse vrouw, had een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen op basis van een afgeleide status van haar moeder. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 19 augustus 2016 de verblijfsvergunning van de moeder van eiseres ingetrokken, wat leidde tot de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres met terugwerkende kracht tot 28 september 2015. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de intrekking van haar moeder onterecht was en dat zij zelf recht had op internationale bescherming.
Tijdens de zitting op 10 juli 2017 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de intrekking van de verblijfsvergunning van de moeder van eiseres terecht was, en dat daarmee ook de grond voor de verblijfsvergunning van eiseres is komen te vervallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres, waaronder de vrees voor bedreiging door neven, niet overtuigend geacht, en heeft geoordeeld dat er geen uitzonderlijke situatie in Afghanistan is die een asielstatus rechtvaardigt.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.