In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Chinese vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank had eerder op 20 februari 2017 het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar na hoger beroep door eiseres heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Tijdens de zitting op 31 oktober 2017 heeft eiseres haar asielrelaas toegelicht, waarin zij stelde dat zij in 2007 lid was geworden van de Kerk van de Almachtige God, een in China verboden religieuze sekte. Eiseres voerde aan dat zij vanwege haar lidmaatschap in de problemen was gekomen en dat zij een reële vrees had voor vervolging bij terugkeer naar China.
De rechtbank heeft de verklaringen van eiseres over haar bekering en de daaruit voortvloeiende problemen als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende overtuigend had verklaard over haar proces van bekering en dat verweerder in redelijkheid had kunnen concluderen dat de gestelde problemen niet aannemelijk waren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres niet had aangetoond dat zij een gegronde vrees voor vervolging had, noch dat zij risico liep op schending van artikel 3 van het EVRM. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep tot een bedrag van € 495,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen één week na verzending.