ECLI:NL:RBDHA:2017:13015
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid van Frankrijk onder de Dublinverordening
Op 3 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had eerder asielverzoeken in Frankrijk ingediend en de autoriteiten daar hadden ingestemd met de terugname van eiser op basis van de Dublinverordening. Tijdens de zitting op 31 oktober 2017 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen. De enkele afwijzing van een eerdere asielaanvraag in Frankrijk was onvoldoende om te concluderen dat de overdracht aan Frankrijk in strijd zou zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor het oordeel dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was en dat de overdracht van eiser aan Frankrijk geen onevenredige hardheid met zich mee zou brengen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.