ECLI:NL:RBDHA:2017:13072
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.R. van der Meer
- B. Hammer
- M. Tjepkema
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag op staande voet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WW-uitkering. De eiser, die in dienst was als toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder, werd op 18 mei 2015 op staande voet ontslagen door zijn werkgever. Dit ontslag volgde op beschuldigingen van misleiding met betrekking tot de inhoud van zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat het ontslag op goede gronden was verleend, omdat de eiser zijn werkgever had misleid door een concept-arbeidsovereenkomst te verzenden met onjuiste arbeidsvoorwaarden.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de WW-uitkering aan de eiser had geweigerd, omdat er sprake was van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten die door de kantonrechter waren vastgesteld, waaronder de misleidende communicatie van de eiser naar zijn werkgever. De rechtbank concludeerde dat de eiser zowel objectief als subjectief verwijtbaar had gehandeld, wat leidde tot de conclusie dat de weigering van de WW-uitkering gerechtvaardigd was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werknemers om te voorkomen dat zij verwijtbaar werkloos worden, en de rol van de rechter in het beoordelen van de feiten en omstandigheden die aan een ontslag ten grondslag liggen.