ECLI:NL:RBDHA:2017:13133
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor Egyptische nationaliteit op basis van echtgenote's asielrelaas
Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, en de minister van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. E. Groenendijk. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de minister op 12 oktober 2017 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser, van Egyptische nationaliteit en geboren in 1979, heeft op 9 juli 2017 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij zich beroept op het asielrelaas van zijn echtgenote. De rechtbank heeft op dezelfde dag ook het beroep van de echtgenote ongegrond verklaard, wat van invloed is op de zaak van de eiser.
Tijdens de zitting op 7 november 2017 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk, A. Fawsy, ingeschakeld. De rechtbank heeft overwogen dat de beroepsgronden van eiser zich richten tegen het besluit dat ook zijn echtgenote betreft. Aangezien de rechtbank al een uitspraak heeft gedaan over de zaak van de echtgenote, volstaat zij met een verwijzing naar die uitspraak. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiser ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van de uitspraak.