ECLI:NL:RBDHA:2017:1318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
C/09/526563 / FT EA 17/22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging WSNP en verzoek tot eigen faillietverklaring

Op 14 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling (WSNP) van de verzoeker. De rechtbank had eerder op 1 november 2016 de schuldsaneringsregeling beëindigd, wat door het gerechtshof Den Haag op 10 januari 2017 is bekrachtigd. De verzoeker heeft op 7 februari 2017 een verzoekschrift ingediend tot eigen faillietverklaring, waarin hij aangaf geen bezittingen te hebben en dat faillissement de enige oplossing voor zijn schulden zou zijn. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen baten zijn om te verdelen onder de schuldeisers, wat een vereiste is voor het uitspreken van een faillissement.

De rechtbank heeft overwogen dat het doel van een faillissement is om het vermogen van de schuldenaar te vereffenen door een curator ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Aangezien de verzoeker niet kon aangeven hoe het salaris van de curator zou kunnen worden voldaan in het geval van faillietverklaring, en er geen baten te verwachten zijn, concludeerde de rechtbank dat de verzoeker geen tot verhaal strekkend vermogen heeft. De rechtbank oordeelde dat de curator belang heeft verschoond te blijven van niet-verhaalbare kosten, zoals zijn salaris, en dat de verzoeker misbruik maakt van zijn bevoegdheid door een faillissement aan te vragen zonder dat daar een reële basis voor is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, met de overweging dat de verzoeker in redelijkheid niet tot het aanvragen van zijn faillissement had kunnen komen. De beslissing werd gegeven door mr. R. Cats en uitgesproken in tegenwoordigheid van R. Becker, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag, uitsluitend via een advocaat.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/526563 / FT EA 17/22
uitspraakdatum: 14 februari 2017
[verzoeker]
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
verzoeker,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot eigen faillietverklaring.
Het verzoekschrift is op 7 februari 2017 behandeld in raadkamer. Verzoeker is daarbij gehoord.
In het verzoekschrift staat vermeld dat verzoeker geen bezittingen heeft. Ter terechtzitting heeft verzoeker dat bevestigd en verklaard dat volgens hem een faillissement de enige oplossing voor zijn schulden is.
Bij de beoordeling van het verzoek heeft de rechtbank als volgt overwogen.
Doel en strekking van een faillissement zijn de vereffening van het vermogen van de schuldenaar door een curator ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. De rechtbank moet toetsen of er baten in het vermogen van de schuldenaar zijn om te verdelen, ook al is op zichzelf voldaan aan de eisen van de Faillissementswet om op eigen aangifte failliet te worden verklaard.
Daarbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij vonnis van 1 november 2016 heeft de rechtbank de schuldsaneringsregeling die op verzoeker van toepassing was, tussentijds beëindigd, welk vonnis door het gerechtshof Den Haag bij arrest van 10 januari 2017 is bekrachtigd. Bij gebrek aan voldoende baten om de schuldeisers geheel of gedeeltelijk te voldoen is de schuldsaneringsregeling
nietvan rechtswege omgezet in een faillissement ex artikel 350, derde lid, van de Faillissementswet. Verzoeker heeft desgevraagd bevestigd niet te kunnen aangeven hoe thans, in geval van faillietverklaring, het salaris van de curator zou kunnen worden voldaan; er zijn ook geen baten te verwachten.
Gelet op het voorgaande dient de rechtbank het ervoor te houden dat verzoeker – zoals hij ook zelf heeft opgegeven – geen tot verhaal strekkend vermogen heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de curator belang heeft verschoond te blijven van niet-verhaalbare kosten, te weten zijn salaris, en dat verzoeker daarom in redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid zijn faillissement aan te vragen had kunnen komen. Door dat toch te doen, maakt hij misbruik van zijn bevoegdheid daartoe. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van [verzoeker], voornoemd.
Gegeven door mr. R. Cats en uitgesproken op 14 februari 2017, in tegenwoordigheid van
R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.