Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2017 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres,
[minderjarige kind], geboren op [geboortedatum 1]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een alleenstaande vrouw uit El Salvador. De eiseres had op 12 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat zij vreesde voor haar leven door de criminele bende Mara Salvatrucha (MS-13). De vrouw stelde dat haar partner, de vader van haar kind, was ontvoerd door deze bende en dat zij zelf ook gevaar liep bij terugkeer naar El Salvador. De minister van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de verklaringen van de eiseres ongeloofwaardig werden geacht.
Tijdens de zitting op 31 augustus 2017 en de voortzetting op 5 oktober 2017 heeft de rechtbank de verklaringen van de eiseres kritisch beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims over de relatie met haar partner en de bedreigingen die zij zou hebben ondervonden. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eiseres over de ontvoering en de bedreigingen niet consistent waren en dat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie in El Salvador die haar asielaanvraag zou rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.