ECLI:NL:RBDHA:2017:13225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
NL17.6686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van alleenstaande vrouw uit El Salvador wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over bedreigingen en ontvoering door criminele bende

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een alleenstaande vrouw uit El Salvador. De eiseres had op 12 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat zij vreesde voor haar leven door de criminele bende Mara Salvatrucha (MS-13). De vrouw stelde dat haar partner, de vader van haar kind, was ontvoerd door deze bende en dat zij zelf ook gevaar liep bij terugkeer naar El Salvador. De minister van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de verklaringen van de eiseres ongeloofwaardig werden geacht.

Tijdens de zitting op 31 augustus 2017 en de voortzetting op 5 oktober 2017 heeft de rechtbank de verklaringen van de eiseres kritisch beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims over de relatie met haar partner en de bedreigingen die zij zou hebben ondervonden. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eiseres over de ontvoering en de bedreigingen niet consistent waren en dat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie in El Salvador die haar asielaanvraag zou rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.6686

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

mede namens haar minderjarige kind
[minderjarige kind], geboren op [geboortedatum 1]
(gemachtigde: mr. A.I. Engelsman),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, voorheen: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 3 augustus 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting is geopend op 31 augustus 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.H.P.M. Kelderman. Ter zitting is de zaak aangehouden wegens ziekte van eiseres.
Op 5 oktober 2017 is het onderzoek ter zitting voortgezet. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen C. Begthel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Bondarev.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] en bezit de nationaliteit van El Salvador. Op 12 mei 2017 heeft zij een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat haar partner, de vader van haar kind, is terugverhuisd naar een wijk die onder controle staat van de bende Mara Salvatrucha (MS-13) vanuit het gebied waar een rivaliserende bende actief is. Dit zou bij MS-13 het vermoeden hebben gewekt dat hij als informant voor de rivaliserende bende fungeerde, waardoor leden van deze bende zouden zijn overgegaan tot afpersing en bedreiging van het gezin van eiseres en uiteindelijk op 18 februari 2017 tot de ontvoering van haar partner. Eiseres vreest dat zij bij terugkeer naar El Salvador zal worden vermoord door leden van MS-13 en dat de autoriteiten haar daartegen niet kunnen beschermen vanwege de heersende corruptie.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daaraan is ten grondslag gelegd dat alle elementen van het relaas van eiseres ongeloofwaardig zijn, met uitzondering van haar identiteit, nationaliteit en herkomst, en dat de enkele aanwezigheid in El Salvador onvoldoende is voor het verlenen van de gevraagde vergunning.
3. In beroep voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat zij als alleenstaande vrouw in El Salvador gevaar loopt. Daarnaast voert zij aan dat verweerder ten onrechte geen geloof heeft gehecht aan haar verklaringen over de relatie met haar partner, zijn verhuizing en de daaruit ontstane bedreigingen, ontvoering en moord door MS-13. Ten slotte voert zij aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat in El Salvador sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, onder c, van de Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn).
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat de verklaringen van eiseres over haar gestelde relatie met [naam] ongeloofwaardig zijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dat niet ten onrechte heeft gedaan. Verweerder heeft terecht aan deze overweging ten grondslag gelegd dat eiseres geen documenten heeft overgelegd die de relatie onderbouwen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres heeft verklaard dat zij wel in het bezit was van de papieren met betrekking tot haar partner (pagina 16 rapport nader gehoor). Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres geen bevredigende verklaring heeft kunnen geven voor het ontbreken van de naam van haar partner op de geboorteakte van het kind. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom haar partner gedurende de drieënhalf jaar waarin hij na de geboorte met eiseres en het kind heeft samengewoond niet in staat zou zijn om zijn vaderschap bij de autoriteiten te laten registreren. Ook heeft verweerder aan eiseres, anders dan zij in beroep stelt, tijdens het nader gehoor diverse vragen gesteld over haar partner. Verweerder heeft terecht bij de beoordeling betrokken dat eiseres op deze vragen slechts summier heeft kunnen antwoorden.
5. Verweerder heeft daarnaast in het bestreden besluit overwogen dat de verklaringen van eiseres over bedreigingen door MS-13 en de ontvoering van haar gestelde partner ongeloofwaardig zijn. De rechtbank is van oordeel dat ook dit niet ten onrechte is gebeurd. Verweerder heeft terecht aan deze overweging ten grondslag gelegd dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het pas zeven jaar na de verhuizing van haar partner is gekomen tot reële bedreigingen. Daarnaast heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres dat een criminele bende als MS-13 enerzijds voornemens was om haar partner te ontvoeren maar anderzijds gedurende meerdere maanden slechts zou hebben gepost bij het huis, en pas daadwerkelijk tot ontvoering zou zijn overgegaan toen de partner van eiseres uit eigen beweging het huis verliet, niet met elkaar te rijmen zijn. Ook heeft verweerder terecht meegewogen dat de verklaring van eiseres dat zij binnen een aantal dagen na een persoonlijke bedreiging is uitgereisd niet rijmt met het feit dat zij al veel eerder in het bezit was van een boekingsbevestiging van een hotel in Spanje.
6. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat zij niet is aan te merken als een alleenstaande vrouw. De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling. Immers heeft zij verklaard dat er familie van haar woonachtig is in El Salvador, namelijk twee neven, een nicht en een oma.
7. Eiseres voert verder aan dat in El Salvador sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Ter onderbouwing daarvan wijst zij op een uitspraak van het Britse Upper Tribunal van 28 juni 2017 en een zestiental bij zienswijze ingebrachte landenrapportages.
8. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 6 maart 2008 met nummer ECLI:NL:RVS:2008:BC7148, blijkt dat van een situatie als bedoeld in dit artikel slechts sprake kan zijn als zich in het land van herkomst van de vreemdeling willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict voordoet, in die zin dat een georganiseerde gewapende groep met een verantwoordelijk bevel in staat is op het grondgebied van een land of een gedeelte daarvan jegens de strijdkrachten van de autoriteiten van dat land militaire operaties uit te voeren die aanhoudend en samenhangend van aard zijn.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat van een dergelijke situatie sprake is in El Salvador. Uit de door eiseres overgelegde landeninformatie blijkt dat bedreiging, afpersing en moord door criminele bendes veel voorkomt. Verweerder heeft dat ook onderkend. Echter blijkt uit diezelfde landeninformatie tevens dat het bendegeweld veranderlijk is en dat niet kan worden gesproken van een aanhoudende en samenhangende militaire strijd tegen de autoriteiten. Voor zover eiseres zich beroept op de uitspraak van het Upper Tribunal is de rechtbank van oordeel dat dit beroep haar niet kan baten, reeds omdat deze uitspraak betrekking heeft op de situatie in Libië en niet op die in El Salvador.
10. Uit het voorgaande volgt dat met juistheid is overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor verlening van een asielvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel