ECLI:NL:RBDHA:2017:13244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
C/09/539687 / FT RK 17/1637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende controle over psychische problemen

Op 9 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die op 15 september 2017 een verzoekschrift indiende. Tijdens de behandeling op 26 oktober 2017 was verzoekster aanwezig, vergezeld door haar ambulant begeleider van Parnassia. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster kampt met psychische problemen die recentelijk hebben geleid tot een ziekenhuisopname. Ondanks de behandeling door Parnassia, ontvangt verzoekster momenteel geen ondersteuning van maatschappelijk werk en is er nog geen aanvraag gedaan voor een beschermingsbewindvoerder.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek te vroeg komt, omdat de wettelijke schuldsaneringsregeling diverse verplichtingen met zich meebrengt die verzoekster mogelijk niet kan nakomen. Dit zou een nieuwe stressfactor voor haar kunnen zijn, wat negatief kan uitpakken voor haar behandeling. Bovendien zijn er recentelijk nieuwe schulden ontstaan, wat de kans op een succesvolle uitvoering van de schuldsaneringsregeling verder verkleint. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende aannemelijk is dat verzoekster in staat is om de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling na te komen, wat leidt tot een te groot risico op voortijdige beëindiging van de regeling.

De rechtbank wijst het verzoek af, maar benadrukt dat verzoekster in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen als haar situatie stabiliseert en zij de benodigde hulpverlening heeft. Tevens kan zij een beroep doen op de hardheidsclausule van de Faillissementswet indien er sprake is van schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/539687 / FT RK 17/1637
nummer verklaring: CDS1700795155
uitspraakdatum: 9 november 2017
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
heeft op 15 september 2017 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 26 oktober 2017 behandeld. Verzoekster is verschenen en gehoord, vergezeld met [X], ambulant begeleider bij Parnassia.
Artikel 288 lid 1 sub c van de Faillissementswet vereist dat voldoende aannemelijk dient te zijn dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Ter terechtzitting is gebleken dat verzoekster te kampen heeft met psychische problemen die verband houden met diverse stressfactoren en die recentelijk nog de oorzaak van een ziekenhuisopname zijn geweest. Verzoekster staat thans onder behandeling van, en wordt begeleid door, Parnassia. Verzoekster ontvangt thans nog geen ondersteuning van maatschappelijk werk. Ter terechtzitting is gesproken over benodigde ondersteuning door een beschermingsbewindvoerder, doch het is nog niet gekomen tot het aanvragen van beschermingsbewind. Hetgeen ter terechtzitting is besproken, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het onderhavige verzoek voor verzoekster te vroeg komt. De wettelijke schuldsaneringsregeling kent diverse verplichtingen die nagekomen moeten worden, hetgeen voor verzoekster een nieuwe stressfactor met zich zal brengen en dus een negatieve weerslag kan hebben op de behandeling die verzoekster thans ondergaat. Bovendien is onvoldoende aannemelijk dat verzoekster zelf in staat is de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen en is zij nog niet verzekerd van hulp daarbij door maatschappelijke werk en/of een beschermingsbewindvoerder. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat er klaarblijkelijk recentelijk nog nieuwe schulden zijn ontstaan.
Dit alles maakt dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster thans de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal (kunnen) nakomen. Hierdoor bestaat er thans nog een te groot risico op voortijdige beëindiging van de schuldsaneringsregeling waarbij geen schone lei wordt verleend en waarna verzoekster tien jaar lang geen beroep meer kan doen op de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Voor alle volledigheid wijst de rechtbank erop dat verzoekster opnieuw een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kan doen indien haar situatie aantoonbaar (door middel van een verklaring van haar behandelaren) is gestabiliseerd en zij zich heeft voorzien van adequate hulpverlening die zij nodig heeft om de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen. Tevens kan bij een dergelijk verzoek desgewenst een beroep worden gedaan op de hardheidsclause (artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet) indien en voor zover er sprake is van schulden ten aanzien waarvan niet aannemelijk is dat deze te goeder trouw zijn ontstaan.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], NEDERLAND,
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2017 in tegenwoordigheid van R.D.A. Babulall-Oemrawsingh, griffier.