Overwegingen
1. Eiser is geboren op [eiser] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 14 januari 2011 heeft hij voor de eerste maal een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 19 februari 2011 is deze aanvraag afgewezen omdat de geloofwaardig geachte bekering van eiser in Nederland tot het christendom onvoldoende zwaarwegend is geacht om hem als vluchteling aan te merken. Het tegen dit besluit ingestelde beroep is bij uitspraak van 18 juli 2011 door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, niet-ontvankelijk verklaard.
2. Vervolgens heeft eiser op 16 mei 2012 opnieuw een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 29 mei 2012 afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onder verwijzing naar het eerdere besluit van 19 februari 2011. Het door eiser hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 21 juni 2012 door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, ongegrond verklaard, welke uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 oktober 2013 is bevestigd.
3. Op 15 september 2015 heeft eiser voor de derde keer een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan deze aanvraag als nieuw element ten grondslag gelegd dat hij in Nederland bekeringsactiviteiten heeft verricht en dat ook in Marokko zou willen doen, hetgeen in Marokko op grond van artikel 220 van het Wetboek van Strafrecht wettelijk verboden is. Op 15 september 2015 heeft een opvolgend gehoor plaatsgevonden.
Bij besluit van 21 september 2015 heeft verweerder deze asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, welk besluit bij brief van 6 juni 2017 is ingetrokken.
Eiser is vervolgens op 5 juli 2017 aanvullend gehoord.
4. Bij het bestreden besluit is eisers aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder erkent weliswaar dat het verrichten van bekeringsactiviteiten in Marokko strafbaar is, maar acht op grond van de door eiser afgelegde verklaringen niet geloofwaardig dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst bekeringsactiviteiten zal verrichten. Derhalve is volgens verweerder niet gebleken dat het actief bekeren van anderen voor eiser een essentieel onderdeel vormt van zijn geloof en geloofsbeleving. Van een rechtens relevant element is dan ook geen sprake.
Verweerder heeft hieraan ten eerste ten grondslag gelegd dat eiser naar eigen zeggen al jarenlang christen is, maar verklaard heeft nog steeds weinig kennis te hebben van het christendom en de Bijbel. Verweerder ziet niet in hoe iemand met nog maar weinig kennis, actief wil gaan evangeliseren. Verweerder heeft voorts overwogen dat eiser zich reeds hier in Nederland ervan laat weerhouden om met moslims te praten over het christendom als het gesprek enigszins vervelend wordt of als mensen niet geïnteresseerd zijn. Daarnaast blijkt uit zijn verklaringen dat eiser alleen in groepsverband bekeringsactiviteiten heeft verricht. Dat eiser wel alleen, uit zichzelf, in Marokko actief anderen zal gaan bekeren, acht verweerder dan ook niet geloofwaardig.
5. Eiser heeft in beroep en in zijn eerdere zienswijze aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat het niet geloofwaardig is dat hij bij terugkeer naar Marokko bekeringsactiviteiten zal gaan verrichten. Niet in geschil is dat eiser als christen in Nederland bekeringsactiviteiten verricht. Aldus staat vast dat het bekeren van anderen een essentieel onderdeel is van zijn geloofsbeleving, zodat verweerder de risico’s bij terugkeer zal moeten beoordelen. Eiser verwijst in dit kader naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 september 2012 in de zaken Y. en Z. tegen Duitsland (C-71/11 en C-99/11). Het verschil dat verweerder maakt tussen actieve en passieve bekeringsactiviteiten is op zichzelf onjuist, nog afgezien van het feit dat in Marokko elke vorm van bekering van moslims strafbaar is gesteld.
De door verweerder gebruikte argumenten om niet geloofwaardig te achten dat hij in Marokko bekeringsactiviteiten zal verrichten, acht eiser niet valide. Zo is de stelling van verweerder dat eiser verklaard heeft nog maar weinig kennis te hebben van zijn geloof apert onjuist. Eiser heeft wel degelijk kennis van zijn geloof; hij heeft slechts verklaard dat hij nog steeds leert en verdiept en zichzelf nog niet ziet als zendeling. Eiser heeft hiervoor verwezen naar diverse passages uit zijn gehoor opvolgende aanvraag van 15 september 2015 en zijn aanvullend gehoor van 5 juli 2017. Dat desinteresse eiser ervan weerhoudt om anderen te bekeren is eveneens een onjuiste conclusie, nu hij tijdens het aanvullend gehoor uitdrukkelijk een onderscheid heeft gemaakt tussen mensen die niet direct enthousiast reageren en mensen die agressief zijn. De grens van het bekeren ligt bij zijn eigen veiligheid. Dat eiser in Nederland alleen in groepsverband bekeringsactiviteiten heeft gedaan, is evenmin een deugdelijk argument, aldus eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. In artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 niet-ontvankelijk kan worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
7. De rechtbank stelt voorop dat reeds in de vorige asielprocedures in rechte is komen vast te staan dat de bekering van eiser tot het christendom geloofwaardig is bevonden, dat vrijwillige bekering en het openlijk belijden van dit geloof in Marokko niet strafbaar zijn.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser als christen in Nederland al langere tijd bekeringsactiviteiten verricht. Voorts is niet in geschil dat het bekeren van anderen (het ondermijnen van het geloof van een moslim) strafbaar is gesteld in artikel 220 van het Wetboek van Strafrecht van Marokko. De rechtbank stelt vast dat deze omstandigheden niet in de vorige asielprocedures zijn beoordeeld.
9. Verweerder stelt zich in de onderhavige asielprocedure op het standpunt dat geen sprake is van rechtens relevante nieuwe elementen of bevindingen, nu niet geloofwaardig is dat eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst bekeringsactiviteiten zal verrichten.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit standpunt niet deugdelijk gemotiveerd en zij overweegt daartoe als volgt.
11. Nu niet in geschil is dat eiser in Nederland bekeringsactiviteiten heeft verricht, moet aangenomen worden dat het bekeren van anderen een belangrijk onderdeel is van zijn geloofsbeleving, zodat het in de rede ligt dat eiser dit ook bij terugkeer in Marokko zal willen doen. Dat verweerder dit desalniettemin niet geloofwaardig acht, heeft verweerder in het bestreden besluit aan de hand van de door eiser afgelegde verklaringen gemotiveerd.
Het eerste argument van verweerder, dat eiser nog maar
weinigkennis zou hebben van het christelijk geloof, berust naar het oordeel van de rechtbank op een onjuiste lezing van het opvolgend gehoor van 15 september 2015. Op pagina 12 bovenaan staat immers:
“Hebt u voor uw gevoel voldoende kennis in huis om anderen ervan te
overtuigen dat het christendom het juiste geloof is?
Ik kan u niet zeggen dat ik heel veel kennis heb. Ik ben nog steeds aan het
onderzoeken en verdiepen in het christendom. Met de bescheiden kennis die ik
nu heb, probeer ik over te brengen naar anderen.”
Ook uit onderstaande verklaring van eiser tijdens het aanvullend gehoor van 5 juli 2017, waarnaar verweerder heeft verwezen, kan niet worden afgeleid dat eiser maar weinig kennis heeft van zijn geloof. Het zijn van zendeling is immers niet hetzelfde als het verrichten van bekeringsactiviteiten.
“Ziet u zichzelf dan als een soort zendeling?
Ik moet nog veel leren. Ik kan niet zo maar zeggen dat ik dat kan. Ik wil
andere mensen leren en tegelijk van ander mensen leren. Ik moet me nog
steeds verdiepen in de bijbel.”
Het tweede argument van verweerder, dat eiser reeds in Nederland zou stoppen met praten met anderen over zijn geloof als het gesprek vervelend wordt, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin een valide argument. Eiser heeft immers in zijn aanvullend gehoor op pagina 7 uitgelegd dat hij niet zal proberen om mensen te bekeren die agressief op hem reageren. Dat eiser de grens trekt bij zijn eigen veiligheid, acht de rechtbank niet meer dan logisch. Het derde argument van verweerder, dat eiser in Nederland alleen in groepsverband heeft geëvangeliseerd, kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin dienen als deugdelijke onderbouwing van het standpunt van verweerder. Immers, niet valt in te zien dat het alleen evangeliseren in Nederland een voorwaarde zou zijn om aannemelijk te achten dat eiser dit ook in Marokko zal doen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank kan de door verweerder eerst ter zitting gegeven aanvullende motivering om niet geloofwaardig te achten dat eiser in Marokko bekeringsactiviteiten zal verrichten, evenmin dienen als deugdelijke onderbouwing.
Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat gekeken is naar de houding en activiteiten van eiser in Nederland en dat hieruit niet blijkt dat hij moslims wil bekeren. Eiser heeft een terughoudende houding en ontloopt moslims zelfs. Verweerder heeft in dit verband gewezen naar een passage op pagina 7 van het aanvullend gehoor. Eiser gaat vooral om met mensen binnen de kerkgenootschap zelf en met mensen die reeds hun interesse in het christendom kenbaar hebben gemaakt. Van actieve bekeringsactiviteiten in Nederland is niet gebleken, aldus verweerder.
13. Nog afgezien van het feit of een onderscheid gemaakt kan worden tussen actieve en passieve bekeringsactiviteiten, valt naar het oordeel van de rechtbank geenszins uit de verklaringen van eiser af te leiden dat hij een terughoudende houding heeft en moslims zelfs ontloopt. Uit zijn verklaringen blijkt dat eiser wel degelijk probeert te evangeliseren op het AZC. Zo staat op pagina 5 van het aanvullend gehoor vermeld:
“Hoeveel tijd besteedt u dagelijks of wekelijks aan uw geloof?
Ik ben de hele dag actief op het gebied van mijn geloof, het is een dagelijks leven. Ik moet op het AZC mensen vertellen over mijn geloof. Het is een soort evangelisatie. Mijn contacten met de kerken in Amersfoort, Breda en Utrecht lopen via email. Grave is een beetje ver van Nijmegen. Het is moeilijk voor mij om daarheen te gaan.”
En op pagina 6 van het aanvullend gehoor staat vermeld:
“Welke kerken bezoekt u sinds u in Grave woont?
De Boskapel. Ik heb contact met Cees Rentier. Hij is directeur van Evangelie
en Moslims in Amersfoort. Hij heeft mij in contact gebracht met de Boskapel.
Dat is een gereformeerde kerk. Ik heb hen uitgelegd om iedere zondag 6 Euro
te betalen. Ze hebben vervoer voor ons geregeld van en naar het AZC. Eerst
waren we met vier nu zijn we met acht. Sinds twee weken geleden heb ik een
jongen uit mijn unit meegebracht. Dan zijn het er negen.”
De passages waar verweerder naar heeft verwezen op pagina 7 van het aanvullend gehoor luiden als volgt:
“Heeft dat (rechtbank: de bekering) ook effect op uw maatschappelijk leven?
Ja. De plek waar ik nu woon is het AZC. Binnen mijn kerk zijn we één familie. We zijn welkom in elkaars huis. We eten samen. We krijgen steun van elkaar. In het AZC is het anders. Er waren drie Marokkanen in mijn unit. Ik ging weg op zondag. Ze vroegen wat ik deed op zondagochtend. Ik zei dat ik naar de kerk ging. Ik moest eerlijk zijn. Ze waren er niet blij mee. Ik had ruzie met iemand. De beveiliging zei dat ik aangifte moest doen. Ik zei dat ik ergens anders heen wilde. Ik kreeg een andere kamer. Ze zijn nu weg. Maar er komen anderen. Ik wil geen problemen. Ik houd nu voor mezelf dat ik ben bekeerd en voor de groep waarmee ik naar de kerk ga. Deze ramadan zei ik dat ik daaraan niet meedeed. Ik zag de reacties.
Klopt het dat u uw geloof op dit moment een beetje verborgen houdt voor uw
medebewoners?
Ik houd het niet verborgen, maar ik wil niet in discussie geraken met andere mensen. Die jongens die de laatste keer zijn gekomen, zijn hele agressieve mensen. Ik wil geen vrienden met hen zijn. Ik heb het een keer gehad. Dat wil ik niet nog een keer. Ik doe wat ik wil. Als iemand mij vraagt, zeg ik wie ik ben. Ik kan dat niet ontkennen.”
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit voorgaande passages op pagina 7 worden afgeleid dat eiser uitdrukkelijk een onderscheid heeft gemaakt tussen mensen die niet direct enthousiast reageren en mensen die agressief zijn. Zoals hierboven reeds overwogen, is het niet meer dan logisch dat eiser een grens trekt bij zijn eigen veiligheid. Verweerder heeft dan ook ten onrechte uit deze passages de conclusie getrokken dat eiser moslims ontloopt.
14. Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit op een ondeugdelijk motivering. Het standpunt van verweerder dat geen sprake is van rechtens relevante elementen is hiermee ook ondeugdelijk gemotiveerd.
15. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb en artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).