ECLI:NL:RBDHA:2017:13285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
NL17.10180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Beroep ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit bezittende man, had op 18 juli 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de minister van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij verzorging nodig had van zijn in Nederland woonachtige zoon en dat hij leed aan verschillende ziekten, waaronder suikerziekte en hoge bloeddruk. Hij stelde dat de humanitaire aspecten van zijn situatie onvoldoende waren meegewogen door de verweerder.

Tijdens de zitting op 19 oktober 2017, waar eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die de overdracht aan Frankrijk als onevenredig hard zouden kwalificeren. Eiser had zijn medische problemen niet voldoende onderbouwd, en de rechtbank concludeerde dat de minister geen aanleiding had om de asielaanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL17.10180
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 19 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en
de minister van Veiligheid en Justitie (en diens rechtsvoorgangers), verweerder,
(gemachtigde: mr. drs. S.F.E. Verdonck).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL17.10181, plaatsgevonden op 19 oktober 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Walls, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk uitspraak en overweegt het volgende.
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Somalische nationaliteit. Op 18 juli 2017 heeft hij een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 29 augustus 2017 heeft verweerder een overnameverzoek ingediend bij Frankrijk op grond van artikel 12, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Frankrijk heeft met de claim ingestemd op 30 augustus 2017. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor eisers asielverzoek.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij [leeftijd] jaar oud is en verzorging behoeft van zijn in Nederland woonachtige zoon. Eiser lijdt aan verschillende ziekten waaronder suikerziekte en heeft een hoge bloeddruk. Eiser heeft een beroep gedaan op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Verweerder heeft volgens eiser ondeugdelijk gemotiveerd waarom de door hem aangedragen humanitaire aspecten geen aanleiding geven de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen.
4. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat gesteld noch gebleken is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser aan Frankrijk getuigt van onevenredige hardheid. Eiser heeft zijn medische problemen niet nader onderbouwd. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 19 oktober 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.