ECLI:NL:RBDHA:2017:13291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
09/827426-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in een woning met gevaar voor omwonenden en ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte

Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juli 2017 brand heeft gesticht in zijn woning in Delft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in een psychiatrisch centrum, opzettelijk brand heeft gesticht door papieren tissues in brand te steken en deze op een stoffen bankstel te leggen. Dit leidde tot een gevaarlijke situatie voor de omliggende woningen en de bewoners daarvan. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de brand heeft aangestoken in een poging om zichzelf van het leven te beroven, wat duidt op zijn geestelijke toestand op dat moment. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een bewezenverklaring van de brandstichting eiste, gevolgd, maar heeft ook rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals bevestigd door twee Pro Justitia-rapportages. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en werd hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827426-17
Datum uitspraak: 15 november 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
[adres] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Den Haag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 november 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Harg en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. E.A. Breetveld, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli te Delft opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan [adres verdachte] ), immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk
- een of meer gaspitten van een gasfornuis open gedraaid en/of
- ( vervolgens) met een aansteker, althans met open vuur, een of meer (papieren) tissue(s) in brand gestoken en/of
- ( vervolgens) deze brandende tissue(s) op een (stoffen) bankstel gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de omliggende woningen/panden en/of de inventaris(sen) daarvan, in elk geval gemeen gevaar
goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in voornoemde omliggende woning(en)/pand(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 19 juli 2017 is brand ontstaan in een woning aan [adres verdachte] te Delft. [2] Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen kan als vaststaand worden aangemerkt dat deze brand door toedoen van verdachte is ontstaan. Dit heeft ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kan dus zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag. De verdediging heeft echter naar voren gebracht dat verdachte niet met opzet brand heeft gesticht.
De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of verdachte opzet heeft gehad op de brandstichting.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het laste gelegde feit, behoudens hetgeen onder het eerste gedachtestreepje staat, te weten dat verdachte een of meer gaspitten van het gasfornuis heeft open gedraaid.
De officier van justitie heeft verzocht de tenlastelegging verbeterd te lezen. Het jaartal 2017 ontbreekt namelijk, maar het is evident dat het om deze datum gaat.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de psycholoog en psychiater hebben geadviseerd verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Volgens de raadsman was verdachte dus niet in staat zijn wil te bepalen en ontbrak aldus het opzet op het plegen van het ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard, behoudens het onderdeel dat verdachte gaspitten van het gasfornuis heeft open gedraaid.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Toen verbalisanten, die reageerden op een melding van een woningbrand, rond 05:34 uur aankwamen bij de [adres verdachte] in Delft op 19 juli 2017, kwamen uit de woning met nummer [--] vlammen van ongeveer vier á vijf meter. In de straat hingen bruine rookwolken en de sfeer was paniekerig. Er stonden twintig bewoners buiten die op de ramen en deuren sloegen om andere bewoners te waarschuwen. Verdachte is ter plaatse aangehouden. [3] Een groep van ongeveer twintig tot vijfentwintig bewoners moest door de ambulancedienst worden gecontroleerd. [4]
Er is sporenonderzoek verricht aan de woning aan [adres verdachte] . De woning betrof een maisonnettewoning. De primaire brandhaard bevond zich in de woonkamer. Vanuit de woonkamer is de brand uitgebreid richting het trapgat en naar de bovenverdieping richting het openstaande tuimelraam. De brand heeft een bepaalde mate van gevaarzetting gecreëerd voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Het pand waar de brand uitbrak grensde zowel aan de linker- als rechterzijde aan een ander pand. De samenhangende bouwwijze was zodoende dat een branduitbreiding naar aangrenzende woningen zeer aannemelijk was. [5]
[aangever1] lag te slapen in haar woning toen zij omstreeks 05:38 uur wakker werd door iemand die herrie aan het maken was. Zij heeft toen haar vriend wakker gemaakt. Vervolgens hoorde zij dat er hard op de voordeur en ramen werd gebonkt en de buurvrouw riep: “Kom naar buiten! De boel staat in brand!” Aangeefster heeft haar zeven weken oude zoontje uit bed gehaald, heeft hem in de kinderwagen gelegd en een deken over hem heen gedaan. Vervolgens is zij met haar vriend en zoontje op blote voeten naar buiten gelopen en bij de buurvrouw naar binnen gegaan. Vanaf de woning van de buurvrouw zag zij dat de woning met nummer [--] volledig in de brand stond en dat onder de dakpannen van de naaste buren ook rook vandaan kwam. Aangeefster, haar vriend en zoontje zijn alle drie door de ambulancemedewerker nagekeken in verband met het inademen van rook. Zij is daarna nog met haar zoontje naar het ziekenhuis gegaan. Toen zij omstreeks 10:00 uur terug kwam in haar woning zag zij dat de hele woning waterschade had. Er liep water langs de voorgevel van de woning en er vormden zich steeds meer vochtplekken in het plafond. Een aantal elektrische apparaten, waaronder een televisie en twee laptops hebben waterschade opgelopen. De tuinset en fietsen die in de tuin stonden zijn beschadigd door vallende dakpannen. De totale opgelopen schade schat zij op ongeveer vijfenzeventighonderd euro. [6]
De woningen aan de [adres verdachte] zijn eigendom van [aangever2] . [aangever2] heeft verklaard dat de woning aan de [adres verdachte] volledig is uitgebrand en vier andere woningen zijn beschadigd. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn woning papieren doekjes/tissues heeft aangestoken met een aansteker en deze daarna op een bankstel heeft gelegd. Bij de politie heeft hij verklaard dat dit een stoffen bankstel betrof. [8] Verdachte wilde zichzelf van het leven beroven. De brand werd echter steeds groter, waardoor verdachte bang werd. Hij is toen naar de tweede etage gelopen. Op dat moment zag hij mensen en brandweerauto’s op straat staan. Daarna is hij naar het dak gegaan. Op een gegeven moment is hij naar beneden gegaan omdat verschillende mensen zeiden dat hij naar beneden moest komen. Toen hij beneden kwam is hij aangehouden. [9]
Overweging omtrent opzet
Met betrekking tot hetgeen door de raadsman is aangevoerd, te weten dat verdachte geen opzet had op het plegen van hetgeen ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat een geestelijke stoornis slechts dan aan een bewezenverklaring van opzet in de weg staat, indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake (HR 14 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3226).
Van deze uitzonderingssituatie was bij verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De omstandigheid dat de beide deskundigen tot de conclusie zijn gekomen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het feit, betekent nog niet dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Verdachte is zich immers meer of minder bewust geweest van de betekenis van wat hij deed. De rechtbank baseert zich in dit kader in belangrijke mate op de verklaring van verdachte. In de eerste plaats is van belang dat verdachte zich goed kan herinneren wat er is gebeurd. Voorts is van belang dat het doel van verdachte was om zichzelf van het leven te beroven. Verdachte heeft daartoe eerst tissues in de brand gestoken en deze vervolgens op de bank gelegd. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval enig inzicht had in draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en is van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de brandstichting.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning aan de [adres verdachte] door het aansteken van papieren doekjes/tissues en deze op een stoffen bankstel te leggen. Uit de waarnemingen van de verbalisanten ter plaatse, het sporenonderzoek en de aangiftes van [aangever1] en Vidomes, leidt de rechtbank af dat verdachte hiermee gevaar voor zijn woning, de omliggende woningen en de zich in die woningen bevindende personen heeft gecreëerd.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het opendraaien van een of meer gaspitten van het fornuis niet bewezen kan worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 19 juli
2017te Delft opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres verdachte] , immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk
- met een aansteker papieren tissues in brand gestoken en
- vervolgens deze brandende tissues op een stoffen bankstel gelegd, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de omliggende woningen en de inventarissen daarvan en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in voornoemde omliggende woningen bevindende personen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en op grond daarvan dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de verdediging heeft betoogd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op een Pro Justitia-rapportage d.d. 16 oktober 2017, opgemaakt door drs. M.H. Diawara, NRGD geregistreerde psychiater, en een Pro Justitia-rapportage d.d. 21 oktober 2017, opgemaakt door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog.
Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat in relatie tot en ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde feit bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde psychotische stoornis, een depressieve stoornis en een stoornis in cannabis en alcoholgebruik.
Verdachte verblijft sinds twee jaar in Nederland. Hij is uit Syrië gevlucht omdat hij niet in het leger wilde. Hij voelde zich in Nederland steeds verdrietig en eenzaam, omdat hij zijn familie en vrienden miste. Verdachte heeft een aantal malen hulp gezocht bij de GGZ. Hij ging zich gedurende het afgelopen jaar steeds meer isoleren en kwam op een gegeven moment de deur niet meer uit. Hij gebruikte gemiddeld vier gram cannabis per dag en dronk een liter wijn en een halve liter whisky of wodka per dag. Hij at nauwelijks. Zijn dag- en nachtritme was omgedraaid. De laatste weken voor het tenlastegelegde feit werd verdachte steeds prikkelbaarder en achterdochtig. Hij dacht dat zijn buurman, die hem cocaïne aanbod, hem wilde vermoorden en dat zijn familie in Syrië ook vermoord zou worden. Hij besloot weer hulp bij de GGZ te zoeken maar kreeg deze niet. De psychotische ontregeling werd vermoedelijk mede geluxeerd door acculturatiestress, overmatig middelengebruik en gebrek aan steunsysteem. Een week voor het tenlastegelegde had verdachte zijn telefoon uitgezet omdat hij bang was vermoord te worden. Hij had paranoïde waanbeelden en was angstig. Op de dag van het tenlastegelegde was hij heel bang en dacht hij dat zijn familie vermoord zou worden. Verdachte dacht ook dat iedereen aan het inpakken was om het land te verlaten. Hij had aldus waanideeën. Hij zag suïcide als enige uitweg. Zijn realiteitstoetsing was diepgaand gestoord waardoor hij geen rationele overwegingen kon maken om het te corrigeren. Hij was in zijn gedachten en gedrag geheel in beslag genomen door zijn psychotisch gekleurde overtuigingen en belevingen en was niet in staat de consequenties van zijn handelen en gedrag te overzien. Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, niet toe te rekenen.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat in relatie tot en ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde feit bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis in geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis, mogelijk binnen het kader van een schizofreen proces, en van middelenafhankelijkheid (alcohol en cannabis).
Verdachte heeft een belaste voorgeschiedenis door mishandelingen door zijn vader, vier jaar verblijf in een oorlogsgebied en een risicovolle reis vanuit Syrië naar Europa. Verdachte kon zijn weg niet vinden in Nederland. Hij heeft last van somberte, angsten, overmatig piekeren en gevoelens van uitzichtloosheid. Hij trekt zich terug, is angstig, voelt zich eenzaam, heeft veel last van heimwee en heeft suïcidale gedachten. In een poging zich beter te voelen en zijn depressie te bestrijden begint hij alcohol te drinken en cannabis te gebruiken. Al snel lijkt sprake van een verslavingsprobleem. Hij heeft zucht, kan zijn gebruik niet begrenzen, ontwikkelt tolerantie/heeft steeds meer middelen nodig om hetzelfde effect te bereiken, komt niet meer tot sociale activiteiten door zijn gebruik en het lukt hem niet te minderen. Er ontstaan psychotische symptomen die gaandeweg steeds ernstiger worden: hallucinaties, betrekkingsideeën, paranoia, dissociatieve ervaringen, vertraging van denken, vernauwing van denken en ernstige verwarring. Zowel de inhoud van het denken als de vorm van het denken raken in toenemende mate verstoord en het contact met de werkelijkheid lijkt verbroken. Tot op heden is de psychose niet geheel verbleekt, heeft verdachte nog steeds vreemd aandoende overtuigingen en twijfelt hij over het waarheidsgehalte van zijn hallucinaties. Ten tijde van het tenlastegelegde was verdachte onder invloed van zijn psychotische overtuigingen en was het contact met de realiteit verbroken. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank stelt vast dat de conclusies van de rapporteurs met betrekking tot de mate van toerekenbaarheid overeen komen. Beide rapporteurs hebben geconcludeerd dat verdachte het tenlastegelegde niet kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusie van het onderzoek met betrekking tot de toerekenbaarheid wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde bevindingen en conclusies, maakt deze tot de hare en zal verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar verklaren. Op grond hiervan dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen voor de duur van één jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden beslissing is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft omstreeks 5 uur in de ochtend brand gesticht in zijn woning in zijn woning in een flatgebouw aan de [adres verdachte] te Delft. Hierdoor is gevaar ontstaan voor goederen maar ook voor personen. Gezien het tijdstip van de brand lagen veel bewoners van omliggende woningen nog te slapen. Verschillende bewoners waren in paniek en probeerden andere flatbewoners wakker te maken zodat zij ook de flat zouden verlaten. Voor de flatbewoners ontstond dus een zeer angstige en bedreigende situatie waar zij mogelijk daarna nog op emotioneel en/of psychisch vlak last van hebben ervaren. Het is ook denkbaar dat de brand voor andere personen dan de flatbewoners verontrustend is geweest. Daarnaast heeft de brand grote schade aan een aantal woningen aangericht, waardoor bewoners ook financiële schade danwel overlast daarvan hebben ondervonden. Verdachte mag van geluk spreken dat de bewoners van de direct aan zijn woning grenzende woningen niet thuis waren.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 juli 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van verdachte
Zoals onder 5 is overwogen, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit ontoerekeningsvatbaar was.
De psychiater heeft beschreven dat bij verdachte sprake is van een aantal factoren dat het risico op recidive verhoogt. Verdachte heeft in Nederland geen steunsysteem en hij kon zich moeilijk aanpassen in Nederland. Daar staat tegenover dat verdachte is geschrokken van de gevolgen van zijn gedrag, hij spijt heeft, geen negatieve opvattingen heeft, een blanco psychiatrische en justitiële voorgeschiedenis heeft en sprake is van ziektebesef en bereidheid tot behandeling. Gezien de psychotische kwetsbaarheid van verdachte, zijn verslavingsproblematiek en de persisterende somberheidsklachten en stressfactoren (acculturatiestress, integratieproblemen, geen gestructureerde dagbesteding, beperkt steunsysteem) is in eerste instantie een gestructureerde klinische behandeling geïndiceerd in een kliniek waar ook expertise is op het gebied van transculturele problematiek. De psychiater adviseert plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
De psycholoog heeft beschreven dat de kans op recidive kan worden gedempt door abstinentie van middelen, behandeling van de verslavingsproblematiek, stabilisatie en behandeling van de psychotische problematiek. Het behandelaanbod dient naast medicatie te bestaan uit gesprekken met behulp van de tolk. Deze behandeling kan het beste gerealiseerd worden in een klinisch psychiatrische setting. De duur is lastig in te schatten, omdat de psychose vijf maanden na het tenlastegelegde nog niet geheel verbleekt is ondanks het instellen op anti psychotische medicatie en de abstinentie van middelen. De psycholoog adviseert ook plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich te kunnen vinden in beide rapporten en het advies tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 23 oktober 2017 betreffende verdachte, opgemaakt en getekend door [naam] , reclasseringswerker. De reclassering geeft in dit rapport aan dat de reclassering, gelet op het advies van zowel de psycholoog als psychiater tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, geen toegevoegde waarde heeft ten aanzien van de strafadvisering en het rapport wordt beperkt tot het gesprek dat de reclasseringswerker met verdachte heeft gevoerd.
Maatregel
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk is voor de duur van één jaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten, te weten dat het strafbare feit aan verdachte wegens voornoemde ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de veiligheid van verdachte, van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel eist.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.555,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij, nu een onderbouwing van de vordering ontbreekt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een ontslag van alle rechtsvervolging ertoe leidt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, hetgeen eveneens leidt tot een niet-ontvankelijk verklaring.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit dat verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging staat niet aan toewijzing van de vordering van de benadeelde partij of het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel in de weg. Het primaire verweer van de raadsman wordt dus verworpen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu de vordering onvoldoende onderbouwd is.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 37, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat de bewezenverklaarde feiten uitmaakt:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart verdachte niet strafbaar;
ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.C. Laagland, voorzitter,
mr. S.W.E. de Ruiter, rechter,
mr. D.E. Alink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koolen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017204191, van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 106).
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever2] , p. 25-26.
3.Proces-verbaal van aanhouding, p. 11-12.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 89-91.
6.Proces-verbaal van aangifte [aangever1] , p. 63-64.
7.Proces-verbaal van aangifte [aangever2] , p. 25.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 75 met bijlagen, inhoudende het letterlijk uitgewerkte verhoor.
9.Verklaring ter terechtzitting van 1 november 2017.