Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2017 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Den Haag
Op 16 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die voorheen als grondwerker werkte, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar deze was geweigerd omdat hij de wettelijke wachttijd van 104 weken niet had volbracht. De rechtbank oordeelde dat de eiser per 12 december 2013 in staat was om zijn eigen werk te verrichten en dat hij derhalve geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken en medische rapporten, waaruit bleek dat de eiser niet arbeidsongeschikt was binnen de relevante periode.
De eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de weigering van de WIA-uitkering en had ook een voorschot ontvangen, dat later werd teruggevorderd. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan te nemen dat de eiser binnen vier weken na 12 december 2013 toegenomen arbeidsongeschikt was geworden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de verweerder op goede gronden had geconcludeerd dat de eiser geen recht had op de WIA-uitkering.
De uitspraak werd gedaan door mr. B. Hammer, in aanwezigheid van griffier J.A. de Kievit-Tempels, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.