ECLI:NL:RBDHA:2017:13513
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwestie onder de Dublinverordening
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2017, hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat Duitsland inderdaad verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers, aangezien zij eerder in dat land asiel hebben aangevraagd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Duitsland de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet zou naleven. De eisers voerden aan dat hun verwijdering naar Duitsland hen zou blootstellen aan vervolging in hun land van herkomst, Irak. Echter, de rechtbank oordeelde dat de enkele afwijzing van eerdere asielaanvragen in Duitsland niet voldoende was om aan te nemen dat Duitsland de aanvragen niet op een juiste manier zou behandelen. De rechtbank benadrukte dat eisers het recht hebben om hun situatie opnieuw voor te leggen in Duitsland.
De uitspraak werd gedaan door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier M.Ch. Grazell. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.