ECLI:NL:RBDHA:2017:13520
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid van Polen in het kader van het Dublin-systeem
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. H.C.Ch. Kneuvels, een beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht naar Polen te voorkomen.
Tijdens de zitting op 9 november 2017 heeft de rechtbank de eiser gehoord, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat uit de dossierstukken, waaronder Eurodac, blijkt dat de eiser wel degelijk asiel heeft aangevraagd in Polen. De rechtbank heeft het standpunt van de eiser dat hij geen asiel heeft aangevraagd in Polen niet gevolgd, omdat er geen bewijs was voor dwang bij het indienen van de aanvraag.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de staatssecretaris de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken. Eiser voerde aan dat er gebreken waren in de asielprocedure en opvang in Polen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de behandeling van asielaanvragen in Polen niet correct plaatsvond. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag niet aan zich hoefde te trekken en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.