ECLI:NL:RBDHA:2017:13706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
24 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsing in functie binnen de politie na reorganisatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van Politie. De eiser was geplaatst in de functie van [functie] bij de [Afdeling 1] na een reorganisatie binnen de politie. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze plaatsing, omdat hij van mening was dat de functie niet passend was, gezien zijn werkzaamheden in de jaren voorafgaand aan de plaatsing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op de juiste wijze was geplaatst in de functie, en dat de regels omtrent functievergelijking correct waren toegepast. Eiser had aangevoerd dat de hardheidsclausule, zoals opgenomen in artikel 55v van het Barp, van toepassing had moeten zijn, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde al in de regelgeving waren meegenomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de functie wel degelijk passend was voor eiser, ondanks zijn eerdere werkzaamheden in een andere functie. De rechtbank benadrukte dat er geen recht bestaat op plaatsing in een hogere functie en dat de eiser als functievolger diende te worden aangemerkt. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/2245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2017 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. S.M.M. Teklenburg),
en

de korpschef van Politie, verweerder

(gemachtigde: mr. F.A.M. Bot).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser geplaatst in de functie van [functie] bij de [Afdeling 1].
Bij besluit van 26 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2017.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Naar aanleiding van een grootschalige reorganisatie bij de politie vond op 1 januari 2012 de overgang naar het LFNP plaats. Bij die overgang zijn de functies waarin politieambtenaren formeel waren aangesteld omgezet in LFNP functies. De LFNP functie waarin een politieambtenaar op 1 januari 2012 is aangesteld, wordt in beginsel aangemerkt als oorspronkelijke functie en is de startpositie ten behoeve van functievergelijking in het kader van de reorganisatie. Op basis van de functievergelijking kan een politieambtenaar in een vergelijkbare of uitwisselbare functie terugkeren in de nieuwe organisatie. Indien blijkt dat geen vergelijkbare of inwisselbare functies aanwezig zijn in de nieuwe organisatie, kan een politieambtenaar worden aangewezen als herplaatsingskandidaat.
Eiser is bij brief van 27 november 2014 op de hoogte gesteld van zijn uitgangspositie in de reorganisatie. Deze uitgangspositie wordt bepaald door de LFNP-functie waarin hij is aangesteld, namelijk functie [functie], schaal 7. Eiser is geïnformeerd over de functievergelijking. Hieruit blijkt dat eisers werk terugkomt in de nieuwe politieorganisatie en dat eiser mogelijk functievolger is. Eiser wordt naar verwachting geplaatst bij de [Afdeling 1] van de Landelijke Eenheid.
Bij besluit van 1 december 2015 wordt vastgesteld dat eisers functie op 1 januari 2012 de functie [functie], [Afdeling 2], gewaardeerd op schaal 7, betreft.
Bij brief van 1 december 2015 wordt eiser tevens op de hoogte gebracht van het voorgenomen besluit tot plaatsing van eiser in de functie [functie], gewaardeerd op schaal 7, in de Landelijke Eenheid, [Afdeling 1]. Verweerder heeft dit voornemen gemotiveerd en daarnaast verwezen naar het advies van de plaatsingsadviescommissie (PAC) van 2 november 2015. De PAC heeft aan het advies ten grondslag gelegd dat eisers wens om een andere functie te bekleden niet kan worden gehonoreerd, nu de door eiser gewenste functie op een hoger schaalniveau is ingedeeld, terwijl er al een vergelijkbare of uitwisselbare functie is gevonden op het eigen schaalniveau. Verweerder heeft zich ervan vergewist dat het advies van de PAC zorgvuldig tot stand gekomen is en heeft besloten het advies van de PAC over te nemen.
Bij het primaire besluit is eiser geplaatst in de functie [functie], gewaardeerd op schaal 7, in de Landelijke Eenheid, [Afdeling 1].
Naar aanleiding van het door eiser ingestelde bezwaar heeft de Bezwaaradviescommissie HRM kamer PREO (adviescommissie) verweerder in het advies van 4 december 2016 geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, en met inachtneming van dit advies te komen tot een passende oplossing hetgeen resulteert in een nieuw besluit, onder intrekking van het bestreden besluit. Hiertoe heeft de commissie overwogen dat, hoewel de plaatsing van eiser op de functie [functie] geheel volgens de plaatsingsregels is verlopen, de uitkomst ervan onwenselijk is, omdat de functie voor eiser als niet passend moet worden beschouwd nu eiser in de zes jaar voorafgaand aan het besluit werkzaamheden heeft verricht die inhoudelijk op een geheel ander terrein liggen dan de functie waarvoor hij functievolger is. Het is daarom niet uit te sluiten dat eiser opnieuw geschikt gemaakt zal moeten worden om de functie van [functie] te vervullen. De adviescommissie is daarom van mening dat de functie niet passend is voor eiser en dat daarom sprake is van een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven af te wijken van het advies van de adviescommissie en het bezwaar ongegrond te verklaren. Verweerder heeft hiertoe aangevoerd dat de adviescommissie bij de totstandkoming van het advies het onjuiste criterium heeft gebruikt om te bepalen of de functie [functie] passend is voor eiser. Een functie is passend voor een functievolger als de functie voor de krachten en bekwaamheden van de functievolger is berekend. Nu eiser al eerder de functie [functie] heeft bekleed, is deze functie berekend voor eisers krachten en bekwaamheden. Er is daarom geen reden om toepassing te geven aan artikel 55v van het Barp.
2. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat strikte toepassing van de regels ertoe leidt dat eiser op de juiste wijze is geplaatst in de functie [functie]. Partijen verschillen over de vraag of toepassing gegeven had moeten worden aan artikel 55v van het Barp, de zogenoemde hardheidsclausule. Op hetgeen partijen daarover aanvoeren zal de rechtbank ingaan.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij weliswaar de werkzaamheden heeft verricht van een [functie], maar dat de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de functie en de wijze waarop werkzaamheden worden verricht in de loop der jaren zijn gewijzigd.
Nu eiser daarnaast de laatste jaren hoger gewaardeerde werkzaamheden heeft verricht en zich middels het [traject] verder heeft ontwikkeld, is gelet op het niveau de functie [functie] niet langer als passend aan te merken.
Ook als de functie wel al passend dient te worden aangemerkt, bestaat nog steeds reden de hardheidsclausule toe te passen, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden.
Ten slotte beroept eiser zich op het gelijkheidsbeginsel daar waar het gaat om toepassing van de ‘Notitie tijdelijke tewerkstellingen in fase 2’ en de ‘Regeling aanvraag andere LFNP-functies’. Medewerkers die korter tijdelijk tewerkgesteld zijn in een andere functie kunnen conform deze regelingen wel in die andere functie tewerkgesteld worden, terwijl eiser, die al 6,5 jaar andere werkzaamheden verricht, geplaatst wordt op zijn oude functie.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat eiser niet als herplaatsingskandidaat, maar als functievolger dient te worden aangemerkt, nu onweersproken is vastgesteld dat de voorheen door eiser beklede functie in de nieuwe organisatie terugkomt als [functie].
Met verweerder is de rechtbank daarom ook van oordeel dat het criterium dat dient te worden gebruikt om te bepalen of de functie [functie] passend is voor eiser, de vraag betreft of de functie is berekend voor de krachten en bekwaamheden van eiser. De rechtbank stelt vast dat eiser deze functie in het verleden al succesvol heeft uitgeoefend. Dat hij eventueel bijscholing nodig heeft omdat de functie in de afgelopen jaren enigszins is gewijzigd, doet niet af aan het feit dat de functie in beginsel passend is voor eiser. Dat eiser in de afgelopen jaren feitelijk andere (zwaardere) functies heeft bekleed, maakt niet dat de functie [functie] niet langer als passend zou kunnen worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit afdoende gemotiveerd dat in dit geval sprake is van een passende functie.
Eisers standpunt dat ook indien sprake is van een passende functie, in zijn geval gebruik dient te worden gemaakt van de hardheidsclausule, volgt de rechtbank niet. De omstandigheden waar eiser zich op beroept, te weten dat zijn feitelijke werkzaamheden al een aantal jaar anders zijn en dat deze van hoger niveau zijn, zijn namelijk omstandigheden die bij de totstandkoming van de regelgeving zijn betrokken. Daarbij is gekozen voor een systeem waarbij iemand die als functievolger valt aan te merken, een vergelijkbare of uitwisselbare functie gaat bekleden in de nieuwe organisatie. Er bestaat hierbij geen recht op een plaatsing in een hogere functie (zie ook CRvB 27 februari 2014: ECLI:NL:CRVB:2014:682).
Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank dat eiser voor de Regelingen waarop hij zich beroept, een aanvraag kan indienen. Voor een beoordeling van die Regelingen is in deze procedure, die ziet op de plaatsing van eiser op de functie [functie], geen plaats.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Bijvank, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.