ECLI:NL:RBDHA:2017:14005
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvragen en medische behandeling bij overdracht naar Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die asiel aanvragen in Nederland, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, die eerder in Duitsland asiel hebben aangevraagd, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris om hun aanvragen niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Daarnaast hebben zij verzocht om voorlopige voorzieningen om overdracht naar Duitsland te voorkomen, hangende de beroepen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij in Duitsland geen medische behandeling zullen krijgen voor hun gezondheidsklachten. De rechtbank oordeelt dat Duitsland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden heeft als Nederland en dat er geen bewijs is dat de medische problemen van eisers niet adequaat behandeld kunnen worden in Duitsland. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de overdracht naar Duitsland in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM.
De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij ervan wordt uitgegaan dat andere EU-lidstaten, zoals Duitsland, voldoen aan de verplichtingen onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.