ECLI:NL:RBDHA:2017:14008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
29 november 2017
Zaaknummer
AWB 17/17/12086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse Koerd wegens ongeloofwaardige verklaringen over geaardheid en bekering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 november 2017 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Iraakse Koerd, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag af te wijzen. Eiser had op 7 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 23 mei 2017 afgewezen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 1 november 2017 gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.M. van Woensel, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. drs. S.F.E. Verdonck.

De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over problemen met zijn Arabische collega's en zijn geaardheid ongeloofwaardig zijn geacht door de verweerder. Hoewel sommige elementen van zijn relaas, zoals de vrees voor IS en het overlijden van een vriendin, als geloofwaardig werden beschouwd, waren deze niet voldoende om een asielvergunning te rechtvaardigen. Eiser heeft in beroep herhaald dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn geaardheid en dat hij zich heeft bekeerd tot het christendom, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag gegrond is op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet. Het beroep is ongegrond verklaard, en er zijn geen omstandigheden gevonden die aanleiding geven tot een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/12068
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 november 2017 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

(gemachtigde mr. M.M. van Woensel),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
(gemachtigde mr. drs. S.F.E. Verdonck).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 mei 2017 (het bestreden besluit) waarbij zijn asielaanvraag is afgewezen. Eiser komt evenmin in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 1 november 2017. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting als aanwezig F. Said, tolk.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraakse nationaliteit. Op 7 oktober 2015 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Volgens verweerder bevat het relaas van eiser zoals hij dat bij het nader gehoor naar voren heeft gebracht de volgende relevante elementen.
Eiser is een Koerd, bezit de Iraakse nationaliteit en is afkomstig uit Noord-Irak. Eiser heeft Irak verlaten omdat hij problemen van de zijde van Arabische collega’s heeft ondervonden vanwege zijn Koerdische etniciteit en geloof. Verder heeft zijn vriendin [naam 1] zelfmoord gepleegd na eisers vertrek uit Irak. Ook vreest eiser de komst van IS.
Het relaas van eiser, zoals hij dat bij de twee aanvullende gehoren naar voren heeft gebracht, bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen. Eiser is bekeerd tot het christendom, hij is homoseksueel en heeft problemen ondervonden vanwege zijn geaardheid.
3. Verweerder heeft in het eerste voornemen de verklaringen van eiser over de problemen met de Arabische collega’s vanwege zijn afkomst dan wel religie ongeloofwaardig geacht. De overige verklaringen van eiser, onder meer over het overlijden van [naam 1] en zijn vrees voor IS, zijn volgens verweerder geloofwaardig, echter deze zijn geen reden om eiser in het bezit te stellen van een asielvergunning.
Vervolgens heeft verweerder in het aanvullend voornemen eisers bekering tot het christendom en zijn verklaring dat hij homoseksueel/biseksueel is beoordeeld en als niet geloofwaardig aangemerkt.
Verweerder heeft het standpunt met betrekking tot de ongeloofwaardigheid van eisers bekering en geaardheid niet alleen gebaseerd op zijn eigen verklaringen maar ook op de informatie die de screening op social media heeft opgeleverd. Zo heeft eiser bepaalde islamitische pagina’s op Facebook geliked en een bericht geplaatst dat is gericht aan Allah. Ook heeft hij meermalen zijn liefde betuigd aan een met name genoemd meisje.
Verder is eisers verklaring dat hij jaren geleden door zijn vader op straat is gezet en geen contact met zijn familie heeft, volgens verweerder op losse schroeven komen te staan, nu is gebleken dat eiser met zowel zijn vader als zijn broer vrienden op Facebook is en zij op elkaars foto’s reageren. Ook eisers verklaring dat de vader van [naam 1] hem via Facebook heeft benaderd wordt betwijfeld nu daaromtrent niets terug is te vinden.
De daarop ingediende zienswijzen van eiser hebben het standpunt van verweerder in het bestreden besluit niet gewijzigd.
4. In beroep verzoekt eiser de rechtbank uitdrukkelijk om zijn verklaringen geloofwaardig te achten. Hij herhaalt dat hij is gevlucht voor de vader van [naam 1] en dat hij problemen met zijn collega’s had. Verder verklaart eiser dat hij in Koerdistan al een homoseksuele relatie had met [naam 2] Hij kwam er in Nederland pas achter hoe gevaarlijk het is voor homoseksuelen/biseksuelen in Irak.
Daarnaast herhaalt eiser dat hij zich heeft verdiept in het christendom en zich uiteindelijk heeft bekeerd. Hij wijst verder naar de kwetsbare positie van de twee groepen, homoseksuelen/biseksuelen en christenen, zoals die in het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Irak wordt beschreven.
Verder ontkent eiser dat de foto’s van de personen op Facebook zijn vader en zijn broer zijn. Volgens eiser is één van de personen de werkgever van de wasserette waar hij ooit heeft gewerkt.
Eiser stelt zich tot slot op het standpunt, zo heeft de rechtbank begrepen, dat de geloofwaardige onderdelen van het relaas alsnog op zwaarwegendheid dienen te worden getoetst. Verweerder heeft dit achterwege gelaten waardoor het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
5. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit rechtens juist is.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Verweerder heeft ten aanzien van eisers verklaring dat hij is gevlucht voor de vader van [naam 1] op pagina 5 van het eerste voornemen reeds een standpunt ingenomen. Volgens verweerder zijn de daaraan ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer te wachten staat, niet aannemelijk omdat de eventuele problemen van [naam 1] voor eiser niet de aanleiding waren voor vertrek. Ook is niet komen vast te staat dat er enig verband bestaat tussen de dood van [naam 1] en eiser en of eiser hieromtrent iets te verwijten valt.
De rechtbank merkt op dat eiser dit in zijn zienswijzen niet heeft bestreden, zodat dit onderdeel van het relaas niet meer ter discussie staat.
7. Vervolgens herhaalt eiser in beroep dat hij problemen met collega’s heeft gehad maar eiser geeft niet aan waarom het standpunt van verweerder in het bestreden besluit daaromtrent niet juist is.
Hetzelfde geldt voor zijn herhaalde mededeling dat hij in Irak al een homoseksuele relatie had en zich pas in Nederland realiseerde welke risico’s dat met zich mee brengt. Verweerder heeft in het aanvullend voornemen en het bestreden besluit hieromtrent een onderbouwd standpunt ingenomen dat niet kan worden weerlegd door het enkele herhalen van een stelling.
Ook eisers enkele stelling in beroep dat hij zich heeft verdiept in het christendom en uiteindelijk is bekeerd, is geen onderbouwde en daarmee afdoende reactie op het standpunt dat verweerder hieromtrent reeds in het aanvullend voornemen, waarnaar in het bestreden besluit wordt verwezen, heeft ingenomen.
8. De enkele ontkenning van eiser in beroep dat de personen op de foto’s zijn vader en zijn broer zijn is niet genoeg. De rechtbank verwijst naar pagina 4 van het bestreden besluit waarin verweerder heeft gemotiveerd waarom wordt aangenomen dat deze personen zijn vader en broer zijn en waarom de reactie van eiser in zijn zienswijze niet afdoende is.
9. De kritiek van eiser dat de onderdelen van het relaas die wel geloofwaardig zijn door verweerder niet op de juiste wijze zijn getoetst, volgt de rechtbank niet. Hoewel eiser hangende de procedure de redenen voor zijn vertrek een aantal malen heeft aangevuld waardoor er drie gehoren hebben plaatsgevonden, blijkt uit de besluitvorming dat verweerder in de toets een duidelijk onderscheid heeft weten te maken in geloofwaardige en ongeloofwaardige gedeelten van het uiteindelijke relaas.
Volledigheidshalve is ook ter zitting nog aan eiser gevraagd wat nu
dereden voor zijn vertrek uit Irak is geweest. Desgevraagd heeft eiser volstaan met het opsommen van de reeds bekende asielmotieven die reeds allemaal door verweerder zijn beoordeeld. Dat onderdelen van het relaas door verweerder niet voldoende zijn beoordeeld heeft eiser hiermee niet aangetoond.
10. Eiser heeft gezien het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom terecht afgewezen op grond van artikel 31 Vw.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.