ECLI:NL:RBDHA:2017:14026
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning voor Chinese zelfstandige door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Chinese eiseres en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel arbeid als zelfstandige te verrichten. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris, die in zijn besluit stelde dat eiseres niet duurzaam en zelfstandig voldoende middelen van bestaan verwerft, zoals vereist volgens artikel 3.30 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om haar aanvraag te onderbouwen, waaronder het ontbreken van een ondernemingsplan en relevante werkervaring. Eiseres had betoogd dat de staatssecretaris in strijd met de Europese Richtlijn 2003/109/EG handelde door te eisen dat zij een ondernemingsplan overlegt, maar de rechtbank volgde dit betoog niet. De rechtbank benadrukte dat eiseres de benodigde gegevens en bescheiden al in de aanvraag- en bezwaarfase had moeten overleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geweigerd de verblijfsvergunning te verlenen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.