ECLI:NL:RBDHA:2017:14030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor zelfstandige op basis van verdringingseffect en markteconomie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als zelfstandige wilde verkrijgen, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag van eiser, ingediend op 16 februari 2015, werd op 18 mei 2015 afgewezen door verweerder, met als reden dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd op 21 november 2017 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2017 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een tolk was aanwezig. Eiser voerde aan dat het bestreden besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat hij niet had kunnen reageren op een aanvullend advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Eiser betoogde dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was, omdat hij voldeed aan de voorwaarden en dat er geen negatief effect op de markteconomie of werkgelegenheid was.
Verweerder stelde echter dat het advies van de RVO, dat concludeerde dat eiser geen onderscheidende activiteiten verrichtte, op goede gronden was opgesteld. De rechtbank oordeelde dat er geen schending was van de procedurele rechten van eiser en dat verweerder terecht het advies van de RVO had gevolgd. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenadviezen in bestuursrechtelijke procedures en de rol van de rechtbank in het toetsen van de rechtmatigheid van besluiten van bestuursorganen.