Uitspraak
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
eisende partij in het verzet,
gemachtigde: mr. P. van der Mierden,
[geopposeerde] ,
gedaagde partij in het verzet,
gemachtigde: mr. L.A.M. van den Eeden.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eisende partij, de publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, was in verzet gekomen tegen een eerder verstekvonnis waarbij de Staat was veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de gedaagde partij, aangeduid als [geopposeerde]. De gedaagde had bij de oorspronkelijke dagvaarding gevorderd dat de Staat hem een schadevergoeding zou betalen van maximaal € 25.000,00. Het verstekvonnis, dat op 22 september 2016 was gewezen, kende de gedaagde een bedrag van € 21.486,35 toe, vermeerderd met rente en kosten.
De procedure in verzet werd opgestart door de Staat, die op 17 oktober 2016 een dagvaarding in verzet indiende. Echter, de Staat had verzuimd om de zaak op de rolzitting van 2 november 2016 aan te brengen, wat leidde tot een herstelexploot op 17 november 2016. De gedaagde partij had in een brief van 1 december 2016 verzocht om de Staat niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzet, omdat volgens hem de aanhangigheid van het geding was vervallen op grond van artikel 125 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De kantonrechter oordeelde dat de Staat inderdaad niet tijdig had gehandeld en dat het herstelexploot buiten de gestelde termijn was uitgebracht. Hierdoor was de Staat niet-ontvankelijk in haar verzet. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. J.L.M. Luiten en is openbaar uitgesproken op de zitting van 31 januari 2017.