ECLI:NL:RBDHA:2017:14356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
C/09/527464 / HA ZA 17-206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake borgtocht en verjaring in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2017 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerder verstekvonnis. De zaak betreft een borgtocht die [A] heeft verstrekt aan [B] voor een lening aan Variass B.V. van € 100.000. Variass ging in 2008 failliet, en het faillissement werd in 2010 opgeheven. [B] vorderde betaling van [A] op basis van de borgtocht, maar [A] betwistte de geldigheid van de borgtocht en voerde aan dat de vordering was verjaard. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [B] op [A] was verjaard, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar was verstreken. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vorderingen van [B] af. Tevens werd [B] veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die aan de zijde van [A] zijn begroot op € 3.129.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/527464 / HA ZA 17-206
Vonnis in verzet van 6 december 2017
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
opposant,
advocaat mr. A.P. van Dijk te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geopposeerde,
advocaat mr. A.S. van Gaalen te Schiphol-Rijk.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van 21 december 2016 gewezen tussen [B] als eiseres en [A] als gedaagde onder zaak- en rolnummer C/09/521894 / HA ZA 16-1292;
  • de verzetdagvaarding van 18 januari 2017, met producties 1 tot en met 5;
  • het tussenvonnis van 15 maart 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 1 september 2006 heeft [B] een overeenkomst gesloten met Variass B.V., h.o.d.n. Garant Occasion (hierna: Variass), waarbij [B] een bedrag van € 100.000,-- heeft geleend aan Variass. Die overeenkomst luidt, voor zover van belang:
[…]
6.1
Onder de navolgende omstandigheden:
-Indien en zodra Variass in staat van faillissement wordt verklaard
[…]
Wordt de overeenkomst zonder waarschuwing of ingebrekestelling opeisbaar […]
Artikel 9. Zekerheidsstelling
Ter meerdere zekerheid voor de nakoming door Variass jegens [B] uit hoofde van deze geldleningsovereenkomst verbindt Variass zich jegens [B] tot het verpanden van de navolgende zekerheid aan [B] , welke zekerheid [B] van Variass bedingt:
[…]
2) De heer [A] […] stelt zich hoofdelijk aansprakelijk jegens [B] voor de nakoming van de onderhavige geldleningsovereenkomst overeenkomstig de in de overeenkomst geldende condities.
[…]
2.2.
De overeenkomst is namens Variass ondertekend door [X] (hierna: [X] ). [X] is bestuurder en enig aandeelhouder van [BV I] ., welke vennootschap bestuurder en enig aandeelhouder is van Variass.
Namens [B] is de overeenkomst ondertekend door haar directeur, de heer [Y] .
Ook [A] heeft de overeenkomst ondertekend.
2.3.
Variass is in 2008 failliet gegaan. Op 16 december 2010 is het faillissement opgeheven bij gebrek aan baten.

3.Het geschil

3.1.
[B] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [A] zal veroordelen tot betaling van € 209.786,84, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2016 tot de dag van algehele voldoening, alsmede de proceskosten. Bij akte wijziging van eis heeft [B] tevens gevorderd om [A] te gebieden mee te werken aan de vestiging van een hypotheekrecht op drie onroerende zaken in Den Haag.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [B] toegewezen, behoudens de vestiging van een hypotheekrecht op de drie onroerende zaken in Den Haag en de wettelijke rente over de periode waarover [B] ook boeterente heeft gevorderd. Daarnaast is [A] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [B] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 7.181,51.
3.3.
[A] heeft bij verzetdagvaarding gevorderd om [B] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar oorspronkelijke vordering, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van [B] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [A] in zoverre in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
[B] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Variass tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de tussen hen gesloten overeenkomst en dat [A] thans gehouden is tot nakoming van deze betalingsverplichtingen, omdat hij zich hiervoor in artikel 9 sub 2 van de overeenkomst hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld. [A] betwist dat hij kan worden gehouden tot betaling. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het een particuliere borgtocht betreft, die niet geldig is omdat niet aan de vereisten van artikel 7:858 BW is voldaan.
Ter zitting heeft [B] zich niet langer op het standpunt gesteld dat [A] zich hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld en heeft zij erkend dat artikel 9 sub 2 van de overeenkomst een borgtocht betreft.
4.3.
[A] heeft als meest verstrekkende verweer gevoerd dat de vordering van [B] is verjaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.
Artikel 7:853 BW bepaalt dat de borgtocht teniet gaat door voltooiing van de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming van de verbintenis van de hoofdschuldenaar.
De regresvordering van de borg op de hoofdschuldenaar kan dan immers niet meer geldend gemaakt worden. Uit artikel 6 van de overeenkomst volgt dat de vordering van [B] op Variass in elk geval opeisbaar is geworden in 2008, toen Variass failleerde. Indien de verjaringstermijn voor de rechtsvordering zou aflopen gedurende het faillissement van de vennootschap, is deze ingevolge art. 36 lid 1 Faillissementswet voortgelopen tot zes maanden na afloop van het faillissement. De rechtsvordering kan derhalve niet tijdens het faillissement van de vennootschap verjaard zijn. Door de opheffing van het faillissement bij gebrek aan baten is de vennootschap op 16 december 2010 ontbonden ingevolge artikel 2:19 lid 1 onder c BW. Nu zij op het tijdstip van haar ontbinding geen baten meer had, heeft de vennootschap toen opgehouden te bestaan (artikel 2:19 lid 4 BW).
De vordering van [B] op Variass is na 16 december 2010 wel blijven bestaan en kan, als nog blijkt van het bestaan van een bate, daarop met toepassing van artikel 2:23c lid 1 BW worden verhaald. Om te voorkomen dat in een geval als dit de mogelijkheid van verhaal door verjaring verloren zou gaan, bepaalt artikel 2:23c lid 2 BW dat gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon had opgehouden te bestaan er een verlengingsgrond als bedoeld in art. 3:320 BW is ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen tegen de rechtspersoon. Het feit dat er thans nog geen bate bij Variass is gebleken maakt dit niet anders. Dat brengt mee dat de verjaringstermijn van de vordering van [B] op Variass tot op heden is voortgelopen. De borgtocht is derhalve niet op grond van artikel 7:853 BW geëindigd (vgl. HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1182).
4.5.
Daarmee is de vraag aan de orde of de vordering van [B] op [A] (als borg) is verjaard. De verjaringstermijn beloopt 5 jaar op grond van artikel 3:307 BW. [B] heeft niet betwist dat de verjaring van de vordering op [A] is aangevangen ofwel bij aanvang van het faillissement van Variass (2008) ofwel per de einddatum van de overeenkomst (31 december 2010). Sinds die beide data zijn meer dan vijf jaren verstreken. Niet gebleken is dat [B] [A] als borg eerder dan op 3 oktober 2016 (datum oorspronkelijke dagvaarding) heeft aangesproken. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [B] op [A] is verjaard.
4.6.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. De overige stellingen en weren van partijen behoeven daarom geen bespreking meer.
4.7.
[B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verzetprocedure worden verwezen. De door [B] te vergoeden kosten aan de zijde van [A] worden begroot op € 287,-- aan griffierecht en € 2.842,-- aan salaris advocaat, totaal derhalve
€ 3.129,--.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 21 december 2016 onder zaaknummer / rolnummer C/09/521894 / HA ZA 16-1292 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
wijst de vorderingen af,
5.3.
veroordeelt [B] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 3.129,--,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 1964