In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van het faillissement van Veka Installatietechniek B.V. en de besloten vennootschappen Van Essen Auto’s Holding B.V. en Autobedrijf Van Essen B.V. De curator vorderde de vernietiging van een overdracht van voertuigen door Veka aan de gedaagden, op grond van artikel 42 van de Faillissementswet (Fw). De curator stelde dat deze overdracht paulianeus was, omdat deze de schuldeisers van Veka benadeelde en dat de gedaagden hiervan op de hoogte waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Veka was in staat van faillissement verklaard en had een huurschuld opgebouwd aan Van Essen Auto’s Holding. De huurovereenkomst was beëindigd en Veka had haar voertuigen aan de gedaagden overgedragen ter compensatie van de huurschuld. De curator stelde dat deze overdracht niet rechtmatig was en dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld.
De kantonrechter oordeelde dat de overdracht van de voertuigen niet als paulianeus kon worden aangemerkt. De rechter stelde vast dat de overdracht plaatsvond met instemming van Van Essen Auto’s Holding en dat deze als een vervangende prestatie kon worden beschouwd onder artikel 6:45 BW. De rechter concludeerde dat de vernietiging van de overdracht door de curator geen effect had, omdat de overdracht niet onder de reikwijdte van artikel 42 Fw viel. De vorderingen van de curator werden afgewezen en de kosten van de procedure werden aan de curator opgelegd.