ECLI:NL:RBDHA:2017:14511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
5233170 \ RL EXPL 16-20205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ongedaanmaking van registraties afgewezen wegens opzettelijke misleiding door eiser

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser in conventie] en Reaal Schadeverzekeringen N.V. [eiser in conventie] vorderde schadevergoeding van Reaal naar aanleiding van een aanrijding op 29 oktober 2013. Hij stelde dat Reaal aansprakelijk was voor de schade aan zijn voertuig, een [auto 2], veroorzaakt door een aanrijding met een andere auto, een [auto]. Reaal heeft de claim afgewezen, stellende dat [eiser in conventie] een onjuiste voorstelling van zaken had gegeven met het opzet om hen te misleiden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde aanrijding en dat de verklaringen van [eiser in conventie] en de andere betrokkenen inconsistent waren. De rechter oordeelde dat [eiser in conventie] opzettelijk had geprobeerd Reaal te misleiden, wat leidde tot het verval van zijn recht op schadevergoeding volgens artikel 7:941 lid 5 BW. In reconventie heeft Reaal [eiser in conventie] veroordeeld tot betaling van onderzoekskosten, omdat zijn handelen als onrechtmatige daad werd gekwalificeerd. De vorderingen van [eiser in conventie] werden afgewezen, terwijl de vordering in reconventie werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
AJJ
zaaknummer: 5233170 \ RL EXPL 16-20205
1 februari 2017
Vonnis in de zaak van:
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. E. Sahin,
tegen
de naamloze vennootschap
Reaal Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zoetermeer,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. van Hilten.
Partijen worden aangeduid als “ [eiser in conventie] ” en “Reaal”.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 6 juli 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, met producties.
1.2.
Op 6 januari 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. [eiser in conventie] is in persoon verschenen, bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde. Namens Reaal is verschenen [P] ( [functie] ), bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting aantekeningen gemaakt.
1.3.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1.
[betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) heeft voor zijn auto, een [auto] 306, kenteken [kenteken] (hierna: de [auto] ) bij Reaal een WA-motorrijtuigverzekering afgesloten. [eiser in conventie] is eigenaar van een [merk] , kenteken [kenteken] (hierna: [auto 2] ).
2.2.
[eiser in conventie] heeft Reaal als verzekeraar van de [auto] aansprakelijk gesteld voor schade veroorzaakt door een aanrijding op 29 oktober 2013 tussen [auto 2] en de [auto] .
2.3.
Reaal heeft naar aanleiding van de schademelding de schade op laten nemen door CED Nederland B.V. (hierna: CED). Op 2 november 2013 heeft de onderzoeker van CED [auto 2] en de [auto] gefotografeerd. Reaal heeft vervolgens het schadebeeld laten analyseren door Meuwissen Verkeers Ongevallen Analyse (hierna: MVOA). Op grond van de signalering van MVOA dat de schade aan beide voertuigen niet met elkaar overeen kwam heeft Reaal aan EMN Expertise (hierna: EMN) verzocht de verklaringen van de betrokken partijen op te nemen.
2.4.
Het (eerste) rapport van EMN d.d. 24 december 2013 concludeert het volgende:
Verklaring:
Op 13 december 2013 werd (…) gesproken met de heer [eiser in conventie] . Met betrekking tot de aanrijding werd door de heer [eiser in conventie] onderstaande verklaring afgegeven:
“(…) Ik werd in de rechter zijde aangereden, dit was op de middenstijl van mijn [auto 2] . (…) De andere auto raakte mij volgens mij nog een keer bij het achterwiel en stond een paar meter op de weg waar ik reed stil. (…) Wij hebben toen naar de schade aan de auto gekeken en hebben daarop een schadeformulier ingevuld. Omdat de [auto] niet meer kon rijden hebben we deze aan de kant geduwd en laten staan. Daarop zijn wij met [auto 2] naar mijn bedrijf gereden. Bij mijn bedrijf heeft de bestuurder van de [auto] een bedrijf gebeld die met een ambulance zijn gekomen om de [auto] weg te slepen. (…)
De gehele schade aan [auto 2] werd veroorzaakt door de aanrijding met de [auto] . (….) U toont mij foto’s van een grijze [auto] . Het was wel een [auto] waarmee ik de aanrijding had maar het was niet deze auto. De [auto] waarmee ik de aanrijding had was bordeau of rood. (…) Maar de auto was zeker niet grijs. (…) U vraagt mij waar de [auto] naartoe werd gebracht. Dat weet ik niet.
(…)
Resumé
uit onderzoek is gebleken dat:
  • Door MVOA een [auto 2] werd gezien met een grote rechter zijschade met daarin rode laksporen.
  • Door de verzekerde aan MVOA een grijze [auto] werd getoond met geringe schade aan de voorzijde.
  • De wederpartij verklaarde te zijn aangereden door een rode [auto] .
  • De verzekerde op afspraak niet werd gevonden.
  • Onbekend bleef waar de verzekerde verblijft.
(…)’
2.5.
Het rapport van MVOA d.d. 6 februari 2014 vermeldt onder:
A.Conclusie:
Op basis van vorenstaand onderzoek en analyse kan gesteld worden, dat de schade aan de rechterflank van [auto 2] niet volledig danwel niet te plaatsen is bij een botscontact door/met de voorzijde van de [auto] , in de toestand zoals deze werd aangetroffen tijdens onze inspectie.
Daarnaast is de schade aan de rechterflank van [auto 2] niet in overeenstemming met hetgeen de [auto 2 bestuurder] verklaarde. De volledige schade aan de rechterflank is niet tijdens één zoals verklaard door de [auto 2 bestuurder] , maar tijdens twee of meerdere botscontacten c.q. schade-evenementen ontstaan.
Tenslotte achten wij de kleurwisseling van de frontdelen van de [auto] op zijn minst opmerkelijk.
(…)’
2.6.
Bij brief van 6 maart 2014 heeft Reaal aan [eiser in conventie] het volgende meegedeeld:
‘(…)
Op grond van het door MVOA verrichte onderzoek aan beide voertuigen en de door u afggelegde verklaringen, komen wij tot de slotsom dat de schade aan uw voertuig niet kan zijn veroorzaakt door het voertuig van onze verzekerde, op de door u verklaarde wijze.
U heeft aldus een onjuiste verklaring afgelegd met de opzet om REAAL te misleiden en wij zullen derhalve niet overgaan tot enige uitkering.
REAAL zal uw (…)gegevens (…) doorgeven aan de Stichting CIS in Zeist. (…)’
2.7.
[eiser in conventie] heeft tegen de beslissing van Reaal bezwaar gemaakt bij email van 12 maart 2014. Bij deze email heeft hij vijf foto’s meegestuurd, waarop een rode [auto] is te zien.
Reaal heeft bij email van 26 maart 2014 aan [eiser in conventie] gevraagd te bevestigen dat de door hem gestuurde foto’s werden gemaakt op de schadedatum (29 oktober 2013) en op de schadelocatie (Laurens Jansz. Costerstraat te Venlo). Bij email van 1 april 2014 bevestigt [eiser in conventie] dat de foto’s zijn gemaakt op schadelocatie en de schadedatum. Reaal schrijft vervolgens bij email van 3 april 2014 aan [eiser in conventie] :
‘Uit de eigenschappen van de foto’s maken wij op dat deze op 30 maart 2013 (…) genomen zijn.
De ondergrond waar de auto op gefotografeerd is, komt niet overeen met de asfaltering op de kruising van de L.J. Costerstraat en de Huiskensstraat.
Graag ontvangen wij voor beide afwijkingen uw verklaring ?’
[eiser in conventie] reageert op 4 april 2014 als volgt:
‘Deze foto,s zijn gemaakt in de werkplaats van de garageb bob en deze is gevestigt op L.J. costerstraat 27 te Venlo,
als de ongeluk op 29 oktober gebeurt hoe kan het dan zijn dat de foto,s op 30 maart 2013 genomen zijn ? dat is toch niet mogelijk dus ik wil hiermee zeggen dat deze foto,s zijn genomen op de dag van de ongeluk en op de adres waar de ongeluk plaat vond mijn bedrijf is ook op de zelfde adres gevestigd ongeluk heeft 200 meter verder plaats gevonden vanuit mijn garage.’
Bij email van 25 april 2014 deelt Reaal aan [eiser in conventie] mede haar standpunt (omtrent afwijzing van de claim) te handhaven.
2.8.
[betrokkene] heeft bij verklaring van 9 oktober 2014 aansprakelijkheid erkend voor de door [eiser in conventie] als gevolg van een aanrijding op 29 oktober 2013 geleden schade.
2.9.
EMN heeft een aanvullend toedrachtonderzoek gedaan en de uitkomsten hiervan vastgelegd in een rapport d.d. 10 november 2014. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:
Gesprek verzekerde [betrokkene] :
Op 4 november 2014 sprak ik in Venlo met verzekerde [betrokkene] . (…)
[betrokkene] verklaarde:
‘(…) Ik heb na de aanrijding[van 10 oktober 2013, kantonrechter]
een paarse motorkap gekocht bij de sloop. (…)
Het formulier van de aanrijding van 29-10-13 herken ik ook. Deze aanrijding heb ik veroorzaakt. Ik reed tegen [auto 2] aan van de heer [eiser in conventie] . (…) Wij zijn na de aanrijding naar de garage van de heer [eiser in conventie] gereden. Daar heb ik de [auto] neergezet en hebben we het formulier ingevuld. (…) De auto, de [auto] , is hier op het terrein gezet en daarna is de auto op export gegaan. Ik heb de auto niet meer terug genomen, de auto is niet meer gerepareerd. De auto is dus met paarse motorkap naar export gegaan. De paarse motorkap is niet meer gespoten. Mijn auto is één keer in botsing gekomen met [auto 2] (…). Mijn auto is niet met een sleepauto weggesleept. Ik kon er nog een klein stukje mee rijden. (….)’

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser in conventie] heeft – na wijziging van eis – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Reaal te veroordelen tot betaling van een bedrag van primair € 9.160,-, subsidiair
€ 6.140,- en meer subsidiair € 4.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval tot aan de dag der algehele voldoening;
2. Reaal te bevelen om de registratie van [eiser in conventie] bij CIS ongedaan te maken, althans de registratie te laten verwijderen, en subsidiair de periode van registratie bij CIS te verkorten tot heden;
3. Reaal te veroordelen tot betaling van € 775,- ter zake buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. Reaal te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
5. Reaal te veroordelen in de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie] legt aan deze vordering ten grondslag dat Reaal ten onrechte niet tot vergoeding van zijn schade is overgegaan. [betrokkene] heeft expliciet zijn aansprakelijkheid erkend. Uit het schadeformulier, de foto’s van de aanrijding, verklaringen van [eiser in conventie] en [betrokkene] en de verklaringen van derden blijkt duidelijk dat het ongeval heeft plaatsgevonden zoals door partijen is verklaard. Reaal is daarom, in zijn hoedanigheid van verzekeraar van [betrokkene] , gehouden om het schadebedrag aan [eiser in conventie] uit te keren, welke hij primair op
€ 9.196,00, subsidiair op € 6.140,- en meer subsidiair op € 4.000,- stelt. Reaal heeft ten onrechte de gegevens van [eiser in conventie] aan het CIS doorgegeven. Zij heeft daarmee voorbarig gehandeld, nu op de schadeclaim nog niet onherroepelijk is beslist.
3.3.
Reaal heeft hiertegen aangevoerd dat [eiser in conventie] niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van een authentiek ongeval waarvoor de verzekerde van Reaal aansprakelijk is. [eiser in conventie] heeft door het fingeren dan wel ensceneren van het ongeval gepoogd Reaal te misleiden. De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 BW brengt een geheel verval van recht mee bij opzettelijke misleiding. Artikel 7:941 lid 5 BW dient naar analogie te worden toegepast. Reaal is hierdoor niet gehouden tot uitkering van de schade. Reaal heeft op terechte gronden de gegevens van [eiser in conventie] doorgegeven aan CIS, nu voldoende vast staat dat [eiser in conventie] het opzet heeft gehad om Reaal te misleiden. Er bestaat geen aanleiding om de gegevens van [eiser in conventie] uit het Extern Verwijzingsregister te laten verwijderen.
3.4.
In reconventie vordert Reaal veroordeling van [eiser in conventie] tot betaling van € 5.365,75, te vermeerderen met de wettelijke rente, primair vanaf de factuurdatum en subsidiair vanaf de dag van de conclusie van antwoord tot aan de dag der algehele voldoening, en veroordeling van [eiser in conventie] in de proceskosten en de nakosten.
3.5.
Reaal legt hieraan ten grondslag dat zij door het handelen van [eiser in conventie] , dat als onrechtmatige daad kwalificeert, genoodzaakt was aanzienlijke onderzoekskosten te maken. Deze kosten dienen voor rekening van [eiser in conventie] te komen.
3.6.
[eiser in conventie] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden besproken.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Reaal gehouden is de door [eiser in conventie] geclaimde schadevergoeding aan hem uit te keren. Reaal stelt dat dit niet zo is, omdat zij betwijfelt of er daadwerkelijk een aanrijding zoals door [eiser in conventie] is gesteld heeft plaatsgevonden en haar verzekerde – [betrokkene] – daarvoor aansprakelijk is. Reaal heeft zich hierbij gebaseerd op de conclusies uit de overgelegde onderzoeksrapporten van CED, EMN en MVOA.
4.3.
Nu er van de gestelde aanrijding geen politierapport is opgemaakt en er ter plaatse geen foto’s zijn gemaakt is er in dat opzicht geen bewijs voorhanden en moet dus worden afgegaan op hetgeen betrokkenen over het incident verklaren. In zo’n geval mogen er hoge eisen worden gesteld aan de volledigheid en consistentie van de afgelegde verklaringen van de betrokkenen, ook voor wat betreft zaken die minder relevant lijken.
4.4.
De verklaringen van [eiser in conventie] en [betrokkene] voldoen niet aan die hoge eisen van volledigheid en consistentie. Door [eiser in conventie] is geen plausibele verklaring gegeven voor het feit dat, zoals uit technisch onderzoek is gebleken, het schadebeeld van de auto’s niet past bij de gestelde toedracht van de aanrijding. Zijn uitleg over het feit dat de [auto] vier dagen na het gestelde incident nagenoeg onbeschadigd en in een andere kleur dan door [eiser in conventie] is doorgegeven is aangetroffen, komt weinig aannemelijk over. Verder lopen de verklaringen van [eiser in conventie] en [betrokkene] op belangrijke punten uiteen. Zo heeft [betrokkene] , anders dan [eiser in conventie] , verklaard dat de [auto] niet is weggesleept en heeft hij meegedeeld dat hij met zijn auto eenmaal tegen [auto 2] is gebotst, terwijl [eiser in conventie] het over twee bots momenten heeft. [betrokkene] heeft bovendien stellig verklaard dat de [auto] niet is hersteld en niet door hem is teruggenomen. Deze mededeling strookt noch met de verklaring van [eiser in conventie] noch met het aantreffen door de expert van de vrijwel onbeschadigde [auto] vier dagen na het vermeende ongeval.
[eiser in conventie] heeft desgevraagd aan Reaal bevestigd dat de door hem verzonden foto’s zijn gemaakt op de schadelocatie maar hierop is hij, na geconfronteerd te zijn met de onmogelijkheid daarvan, teruggekomen. Dit roept twijfel op aan het waarheidsgehalte van zijn verklaringen. [eiser in conventie] heeft verklaard dat de [auto] niet meer kon rijden en naar de kant is geduwd. Daarmee valt niet te rijmen dat de ingezonden foto’s een [auto] tonen in een garage, zonder (leesbaar) kenteken en met gebroken glas en brokstukken om de auto heen. De kantonrechter laat dan nog daar dat de eigenschappen van de foto’s vermelden dat deze in maart 2013 zijn gemaakt, waarvoor [eiser in conventie] evenmin een overtuigende verklaring heeft gegeven.
4.5.
De conclusie is dan ook dat [eiser in conventie] de door hem gestelde (toedracht van de) aanrijding niet aannemelijk heeft gemaakt en dat hij de onderzoeksresultaten onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Er zijn door [eiser in conventie] ook ter zitting geen (nieuwe) feiten en omstandigheden aangevoerd die – mits bewezen – een ander licht zouden kunnen werpen op de uitkomsten van het in opdracht van Reaal uitgevoerde onderzoek. Voor bewijslevering is dan ook geen reden. Anders dan [eiser in conventie] stelt, is niet gebleken dat de onderzoekers van EMN en MVOA ondeskundig of niet objectief te werk zijn gegaan. Er hoefde van MVOA niet verwacht te worden dat zij een aanvullend rapport zou opmaken naar aanleiding van de vier maanden na het vermeende incident door [eiser in conventie] ingezonden foto’s, te meer niet nu uit die foto’s niet onomstotelijk blijkt dat daarop de betreffende [auto] , direct na de aanrijding, is afgebeeld.
4.6.
Reaal heeft dan ook mogen afgaan op de onderzoeksresultaten van de door haar ingeschakelde experts en zij heeft, gelet op die resultaten, de claim van [eiser in conventie] mogen afwijzen. Artikel 7:941 lid 5 BW bepaalt dat het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Voldoende is gebleken dat [eiser in conventie] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven met het opzet Reaal tot uitkering te bewegen, althans [eiser in conventie] heeft dit niet kunnen weerleggen. Deze misleiding rechtvaardigt een verval van het recht op uitkering, zodat Reaal niet gehouden is tot uitkering over te gaan. Hieruit volgt ook dat Reaal met recht en reden de gegevens van [eiser in conventie] ter registratie aan het CIS heeft mogen doorgeven. Er bestaat verder geen aanleiding om – indien dit al mogelijk zou zijn – de periode van registratie te verkorten, zoals door [eiser in conventie] is verzocht. De vorderingen van [eiser in conventie] moeten daarom worden afgewezen.
in reconventie
4.7.
De vordering in reconventie betreft de kosten voor het in opdracht van Reaal verrichte onderzoek. Reaal legt hieraan ten grondslag dat [eiser in conventie] door zijn opzet tot misleiding een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens haar en daarom gehouden is de schade die Reaal daardoor heeft geleden te vergoeden. Nu in conventie als vaststaand is aangenomen dat [eiser in conventie] frauduleus heeft gehandeld door een verkeerde voorstelling van zaken te geven, is daarmee ook komen vast te staan dat hij ten opzichte van Reaal een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Gelet hierop dient [eiser in conventie] de schade die Reaal daardoor heeft geleden te vergoeden. Deze kosten, die Reaal in redelijkheid heeft kunnen maken voor het onderzoek naar de schademelding, komen de kantonrechter niet onredelijk voor, zodat deze worden toegewezen. Nu Reaal geen concrete datum van ingang van de gevorderde wettelijke rente heeft gesteld, zal als ingangsdatum hiervan worden genomen de dag van het indienen van de reconventionele vordering.
in conventie en in reconventie
4.8.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser in conventie] in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.
De beslissing
De kantonrechter,
in conventie:
wijst de vorderingen af;
in reconventie:
veroordeelt [eiser in conventie] aan Reaal te betalen een bedrag van € 5.365,75, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 14 september 2016 tot de dag der algehele voldoening;
in conventie en in reconventie:
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Reaal bepaald op
€ 400,00 aan salaris voor de gemachtigde en veroordeelt [eiser in conventie] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover Reaal daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. A.J. Japenga en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2017.